REFLECTIES OVER ZEE- jaren, zeggen de samenstellers. De onderwerpen variëren van Nederlands-Engelse samenwerking tussen Nederland en Engeland ten tijde van de Spaanse Armada (1588), de Nederlandse zeeschil ders Van de Velde en het Engelse koningshuis Stu art, leescultuur op cruise- en passagiersschepen, maritieme sporten tijdens de Olympische Spelen in Nederland en Engeland (1928, 1948, 2012) en de zegeningen van de gloeikopmotor. Het boek (een nieuw Jaarboek, aldus het 'Woord vooraf') is een gezamenlijke productie van het Maritiem Museum Rotterdam en Het Scheepvaartmuseum (Amster dam). Veel nadruk dus op 'Holland', te weinig op Zeeland ben ik bang. We zien bijvoorbeeld wel de Stoomvaart Mij Zeeland langskomen, maar waar is de Olau Line? In zijn bijdrage '500 jaar Nederlands-Engelse uit wisseling' schrijft Geert H. Janssen dat de Noordzee eeuwenlang functioneerde als culturele snelweg en dat dit idee van een unifying space deels is geïnspi- reerd op het werk van de Franse historicus Fernand Braudel, die de Middellandse Zee vanuit dezelfde gedachte beschreef. Ik zou bij dit idee toch eerder denken aan de bekende 'Pirennethese' of, beter nog, aan het historiografische concept van de vroegmiddel eeuwse 'Noordzeecultuur', gebaseerd op handelscon tacten en wederzijds verstaanbare talen, die het gebied besloeg van de latere Nederlanden, Engeland, Noord- Duitsland, Denemarken, Zweden, Noorwegen en zelfs IJsland. Deze Noordzeecultuur zorgde zelfs voor De eerste Gouden Eeuw (Omniboek, 2011), aanstekelijk en kundig beschreven door de erudiete autodidact Luit van der Tuuk, gespecialiseerd in de vroegmid deleeuwse geschiedenis van Noordwest-Europa. Het boek verscheen ter gelegenheid van de opening van het archeologische museum Van Bogaert-Wauters in Hamme (Oost-Vlaanderen), gewijd aan de verzame ling van amateurarcheoloog Alphonse van Bogaert (1882-1967). Van Bogaert bracht meer dan 5400 objecten bijeen, merendeels gevonden in afzettingen van de Schelde en haar zijrivier de Durme. Van der Tuuk laat Scaltheim ongenoemd, maar behandelt uiteraard wel de 'vroegmiddeleeuwse Scheldehaven Domburg', 'sterk verweven met een heidense Noord zeecultuur'. Van der Tuuk wil niet aannemen dat deze cultuur door de Vikingen (die in de negende eeuw ook vroegmiddeleeuws Domburg plunderden) werd gefnuikt: 'Zij veroorzaakten weliswaar overlast, maar waren voor de handel als geheel van geringe betekenis. Sterker nog, de tochten die de Noorman nen ondernamen, vergrootten juist de dynamiek van het handelsverkeer.' Anderen denken hier nog altijd anders over. Zoals de zeventiende-eeuwse Gouden Eeuw gevolgd werd door de 'Zilveren Eeuw', wordt de vroegmiddeleeuwse afgesloten met de 'IJzeren Eeuw' tussen ongeveer 850 en 950. In deze tijd met zijn machtsvacuüm, mede wegens de opdeling van het grote Frankische rijk van Karei de Grote, hebben volgens veel historici de Noormannen een lijkwade getrokken over de vroegmiddeleeuwse Noordzeecul tuur. In de woelingen van deze onoverzichtelijke peri ode smeedden martiale figuren als Boudewijn met de IJzeren Arm ook de kernen van de latere graafschap pen Vlaanderen en Holland en Zeeland. Het schilderij op deze omslag, Serveren van thee op het sport- dek van Evert Jan Ligtelijn (ca. 1935), is waarschijnlijk gemaakt aan boord van de Stuyvesant van de KNSM, en diende vooral de luxe en het gemak van reizen op zee te benadrukken 50 Zeeuws Tijdschrift 2013 1-2

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2013 | | pagina 52