Van het Rijksmuseum
naar de Middelburgse Abdijkerken
EEN LEVENDIGE ORGELCULTUUR IN BEWEGING
tekst Albert Clem ent
Dat de provincie Zeeland - en daarbinnen niet in
de laatste plaats de hoofdstad Middelburg - kan
bogen op een lange en levendige muziekcultuur is
de lezers van dit tijdschrift wel bekend [zie bijvoor
beeld Zeeuws Tijdschrift, 62(2012)3/ 4> P- 53—56].
Eveneens vermaard is het hoge niveau waarop veel
muziek in deze contreien heeft geklonken, niet
alleen in figuurlijke, maar ook in letterlijke zin, via
de zingende torens in de provincie. Het geluid van
de klokken der Middelburgse Lange Jan zal echter
nooit dramatischer hebben geklonken dan tijdens
de beschieting op vrijdag 17 mei 1940, toen niet
alleen de toren getroffen werd, maar waarbij ook
de beide abdijkerken volledig uitbrandden. Twee
orgels, in de Nieuwe Kerk en de Koorkerk, gingen
daarbij verloren. En wat deed het Rijk? Volgens
Tina Keller heeft het 'zijn schatkamers nogmaals
geopend en er toen het kostbaarste uitgehaald,
wat ons land aan volledig antieke orgels bezit: het
vijftiende-eeuwse Nicolaï-orgel' (brochure Hymne
in steen, Middelburg, i960); de kassen van het
orgel werden overgebracht naar de Koorkerk. Dit
instrument, afkomstig uit de Nicolaïkerk te Utrecht,
werd, toen het daar niet meer geschikt werd geacht
voor gebruik, aan het eind van de negentiende
eeuw overgebracht naar het Rijksmuseum, waar
het een tijdlang een plaats kreeg naast een ander
orgelmeubel, oorspronkelijk afkomstig uit de Oude
Lutherse Kerk in Amsterdam, dat zich opmerkelijk
genoeg thans eveneens in een Middelburgse abdij
kerk bevindt: de Nieuwe Kerk.
Het historische orgel in de Nieuwe Kerk
Het instrument dat zich thans in de Nieuwe Kerk
bevindt, is een na de oorlog door Willem van Leeu
wen uit Leiderdorp gebouwd - maar inmiddels
formeel ook al weer 'historisch' - orgel in een reeds
bestaande, zeventiende-eeuwse kas. Deze kas kocht
de Hervormde Gemeente in 1954 van de Evangelisch-
Lutherse Gemeente te Amsterdam, die het front eer
der - in 1884, na verwijdering uit de Oude Lutherse
Kerk aan het Spui - in bruikleen had gegeven aan
het Rijksmuseum. Het orgelfront, vervaardigd door
de timmerman Jan Albertszn. Schut, stamt uit 1693.
Het oorspronkelijke pijpwerk was van de hand van de
beroemde orgelmaker Johannes Duyschot, die daarbij
echter gebruikmaakte van het pijpwerk van een ouder
orgel. Het Duyschot-orgel werd in 1723 aanzienlijk
vernieuwd door Christian Muller en later onderhou
den door bekwame orgelmakers, onder wie Jonathan
Batz. In 1884 - het orgel was nu aan restauratie toe -
trachtte men het te verkopen. Deze poging was zonder
succes en een jaar later werd het orgel gesloopt. Het
pijpwerk werd verkocht of eindigde in de smeltkroes.
Door de bruikleen aan het Rijksmuseum bleven de
kassen met het fraaie houtwerk en de luiken bewaard.
Doordat men in 1954 een omvangrijk orgel in de
Nieuwe Kerk wenste, stelde men zich voor een pro
bleem: de kassen zijn als gevolg van het oorspronke
lijke ontwerp beperkt van inhoud. Derhalve besloot
men het gehele pedaalwerk op een aparte lade in een
nis achter de muur te plaatsen (voor de kijker rechts
naast de orgelkas). De opening in de wand is met
24 Zeeuws Tijdschrift 2013 3-4