r Orgel van de Koorkerk in Middelburg (detail) se Koorkerk, ter compensatie van tijdens het bombar dement uit 1940 verloren gegaan cultuurbezit. Toekomstmuziek Anders dan bij het orgel in de Nieuwe Kerk, waar het een aankoop betrof, is in het geval van de Koorkerk sprake van een beschikkingsbevoegdheid voor een periode van 100 jaar door de staat: in 1952 werden de beide kassen (voor Blokwerk, Bovenwerk, en Pedaal, alsmede voor het Rugwerk) en de frontpijpen in de Koorkerk geplaatst. Iedereen tevreden, trots en blij, zo zou men denken. Maar enkele jaren geleden vroeg het Rijksmuseum een sloopvergunning aan bij het Middelburgse College van Burgemeester en Wethouders. De kassen zouden naar de oorspronke lijke locatie in Utrecht terug moeten verhuizen en het instrument zou daar weer speelbaar gemaakt moeten worden. Opmerkelijk, alleen al vanwege het feit dat op die oorspronkelijke locatie destijds een ander orgel is geplaatst, dat inmiddels ook al weer historisch is. Een groot aantal onafhankelijke deskundigen vanuit de gehele wereld heeft tegen dit - naar hun mening onuitvoerbare en wetenschappelijk onverantwoorde - idee geprotesteerd, maar de sloopvergunning werd door de Middelburgse bestuurders niettemin ver leend. Zowel het verzoek tot een sloopvergunning als het afgeven daarvan komen bizar over, nog geheel los gezien van het feit dat de Middelburgse Vereniging van Vrijzinnige Hervormden zich op het standpunt stelt dat het instrument van rijkswege tot 2052 inte graal aan haar ter beschikking is gesteld, en dus geenszins aan een derge lijk plan zal meewerken, sloopvergunning of niet. Dat daadwerkelijk van een periode van 100 jaar sprake is, is inmiddels uit een door de musico loog en orgeldeskundige Bart van Buitenen terug gevonden, door niet min der dan drie ministers ondertekend document gebleken (zie hiernaast). Zou in onze tijd zo'n gewichtig document nu nog altijd gerespecteerd worden? En zou dit ook gelden voor het orgelmeubel dat destijds zo zorgvuldig en met zulke nobele inten ties in de muur van de Koorkerk is verankerd? Of zou men in het buitenland ook in de toekomst beter dan in eigen land begrijpen hoe men met dergelijk uniek cultuurhistorisch erfgoed zou moeten omgaan? De tijd zal het leren. Het is echter waarschijnlijk, dat zich niet eerder een zo levendige discussie over een zo zwijgzaam orgel heeft afgespeeld. Er klonken daarbij soms dissonanten en er zijn harde noten gekraakt, maar de aanvangswoorden uit de berijmde Psalm 65 verwijzen misschien wel voor altijd naar de toekomst muziek van dit instrument in de Koorkerk. J- «1- m a.mrrin* w a. **t Mi», d* nunu Mrwi^i, 27 Zeeuws Tijdschrift 2013 3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2013 | | pagina 29