r
"~y J*""' *-A—-U.-
■ss^i- "J-j, *P-j-*{f+Qjy -ffi *^t'
4-,rWA*^- L
^f.tu J<-1- t+ Tf»*W^.
IV ^,*1^-
f '.-i 14 'fj T**+<£j
!r«.iCviu W ,l: jA A ^"*]7
G FEE X
4 «*kCywtf< X- .-+ 1*. A. 1+ V«4- X,
j, c '•-* -
"W4~' V .3 V-, V»'-,» 1
-*s^A~/y- 4S#c^*
3 <*.*4^/.
rr,r«. ivi.^v^ 4.^4,
^,u4,;- r-A-V (So 7_J W-X "tüfv ™,4
7"-; -AÏ!/,
Sj >Li
Anoniem ontwerp voor de tuin bij het Prinsenhof in Vlissingen, ca. 1622. Willem van Oranje liet het Prinsenhof bouwen op een van
de Vlissingse bastions om te verblijven wanneer hij in Vlissingen was (afbeelding uit het besproken boek)
de materie getrokken dan door de onvermijdelijke,
maar niet aan concrete mensen opgehangen over
zichten van bijvoorbeeld de sociale verhoudingen in
de steden. Eén voorbeeld: op pagina 213, onder 'Het
bijbelgezag omstreden', wordt de in Middelburg
geboren predikant Frederik van Leenhof (1647-1712)
opgevoerd. In zijn Hemel op Aarde uit 1703 komt hij
op basis van bestudering van Griekse en Hebreeuwse
grondteksten van de Bijbel tot de conclusie dat het
boek der boeken nergens meldt waar en wat precies
de hemel is. Leenhofs voor zijn dagen hypermoderne
conclusie: de hemel is een geestestoestand, een vorm
van 'blydschap' als gevolg van verwerving van kennis
over God. De hel is eveneens een geestestoestand,
maar dan wegens een gebrekkige kennis over God.
Lezen over een relatieve theologische eenzaat als Van
Leenhof tast een clichématig beeld aan over 'onze'
predikantenliteratuur en het Zeeuwse geestelijk kli
maat (de crypto-spinozist Van Leenhof was overigens
dominee te Zwolle) en verhevigt daarmee paradoxaal
genoeg ons 'directe' contact met het verleden - met
unieke, levende individuen, hoe meebepaald door
hun tijd ook. Het is als met de 'historische sensatie',
een zeer verraderlijk begrip overigens, die het zien en
aanraken van een archeologische vondst of een muse
umobject kan teweegbrengen; Simon Schama had
het in relatie tot de aanschouwing van een hemdje
van Elizabeth I over poetic non-fiction. Vreemd genoeg
komen we die andere expat, de scandaleuze libertijn
Adriaan Beverland, die in de inleiding nog wordt
gepresenteerd als één van de vertegenwoordigers van
alternatief gedachtegoed, verder niet meer tegen.
Met het boek van Frederik van Leenhof zijn we al
het 'IJkpunt 1700' gepasseerd en daar komt de in de
'Inleiding' aangekondigde aap uit de mouw: de aldaar
geschetste beloften van het moderne, verstedelijkte
Zeeland blijken niet te worden ingelost. Waarom
niet? 'Het probleem van Zeeland was nu eenmaal
dat het in de periferie lag', zegt Mijnhardt. Tot 1585
ontwikkelden de Zeeuwse havensteden zich in de
schaduw van vooral Antwerpen. De grote bloei van
vooral Middelburg na de val van Antwerpen in 1585
was te danken aan de grote uittocht en de (fiscale)
blokkade van de Schelde als gevolg daarvan. Het was
49 Zeeuws Tijdschrift 2013 3-4