Slapen met gevarenhamer
zo'n honderd vestingtermen, voorzien van verhelde
rende tekeningen.
Afgezien van zijn historische waarde, heeft het
landschap van de linies met zijn wallen, grachten,
kreken, watergangen en dijken ook ecologische bete
kenis. Zij herbergen een bijzondere flora en fauna
zoals blijkt uit een apart hoofdstuk van gastauteur
Winant Halfwerk. Deze auteur heeft op de wallen
van Retranchement zelfs de aanwezigheid van de
onderaardse klaver, de kleine rupsklaver, de ruwe
klaver en de gestreepte klaver (die elders in Neder
land en Vlaanderen nauwelijks meer gezien worden)
vastgesteld. Ook verheugt hij zich in het bijzonder
over de talloze steenuilen die een grote voorkeur aan
de dag schijnen te leggen voor de Zeeuws-Vlaamse
knotbomen.
Kortom: dit is een boek dat de bijzondere politie
ke en militaire geschiedenis van het Zeeuws-Vlaamse
grensgebied even fraai als informatief voor het voet
licht brengt.
(Jaap de Moor)
kamt, kan geen afscheid nemen van zijn dode echtge
note. Hij wil de onleefbare werkelijkheid bezweren,
net als andere hoofdpersonen in deze gedichten.
Een van hen probeert zelfs het heelal te meten.
Een ander vergaart zinloze cijfers: 'wereldwijd sterven
jaarlijks ongeveer 150 mensen/ door een vallende
kokosnoot'. Al dat meten leidt uiteindelijk niet tot
weten: 'niemand weet/ in hoeveel schaduwkamers we
zullen wonen/ hoe stil of ver/ een einde is.' Daarom
wordt er geslapen 'met een gevarenhamer/ aan een
touwtje/ om mijn nek.'
De schaduwkamers zijn het domein van deze
gedichten. Wie denkt dan nog aan de feiten? De feiten
omtrent Hanneke van Eijken bijvoorbeeld. Je herkent
in haar poëzie nauwelijks haar biografie. Er is geen
concrete verwijzing naar Zonnemaire, het plaatsje op
Schouwen-Duiveland waar ze opgroeide. Ze woonde
er nog toen ze in april 2000 voor het eerst de krant
haalde, negentien was ze toen. Een gedicht van haar
was bekroond in de wedstrijd 'Doe maar Dicht maar'.
Hanneice Van Eijicen, Papieren veulens. Amsterdam:
Prometheus, 2013. ISBN 978 90 446 2272 o, 17,95
Wat een ongeluk dat we slechts één leven hebben.
Maar wat een geluk dat we over eindeloos veel levens
kunnen fantaseren. Die verbeelde levens zijn belang
rijk in de gedichten van Hanneke van Eijken. Mensen
doen daarin of ze haaien zijn en de kamer een oce
aan is. Op een moederschoot slapen zes ongeboren
kindjes. Er zijn fantasievogels die ook nog eens
dubbele namen krijgen. In iemands hoofd loopt een
straathond rond. Een ander speelt voor een 'pluchen
publiek'.
Dat klinkt misschien nogal zoetsappig, zeker in
combinatie met de zachtaardige titel van de bundel.
Maar laten we ons niet vergissen in Hanneke van Eij
ken en haar poëziedebuut Papieren veulens. Bij nadere
beschouwing beweegt haar werk zich op de grens
tussen geruststellende fantasie en grimmige reali
teit. Dat meisje van het 'pluchen publiek' speelt een
voorstelling op leven en dood: 'in de tuin groef ik een
kuil, een graf/ met ronde vormen'. De man die zo lief
'alle dagen honderd slagen' in het haar van zijn vrouw
53 Zeeuws Tijdschrift 2013 3-4