Leerlingen van klas lD, 1977-1978 het gemis van de vertrouwde omgeving van de basisschool kunnen sommige kinderen even de weg kwijt zijn en een docent zal dat opmerken en naar oplos singen zoeken. Zo'n oplossing kan dan zijn dat hij voor even geen leraar is, maar schoolmeester probeert te zijn. Iemand die de tijd neemt om te luisteren en te kijken en die bijvoorbeeld humo ristische onzinverhalen loslaat op zijn leerlingen teneinde de school even de school te laten. Hij weet zich daarbij van succes verzekerd wanneer hij zichzelf in zijn fantasieën betrekt. Zo vielen mijn ontmoetingen met Lorelei aan de Rijn en het feit dat ik in hoge mate bionisch was, in de smaak. Men moet hier wel zijn grenzen kennen, want toen ik eens vertelde dat ik zelfs in staat bleek om ballen naar de maan te schoppen, bleef na afloop een flink aantal kinderen mij minuten lang vol verbijstering en ontzet ting aanstaren. Het was rond het jaar 1976 dat ik in een brugklasje op een dergelijke manier tekeerging. Alom hilariteit, maar bij Pie- tertje - een pienter, tenger en gevoelig ventje - kon er ook deze keer maar een flauw glimlachje af. Was hij nog niet hele maal gewend aan de nieuwe school? Het liep nu toch al tegen de herfstvakantie. We spraken af om voorlopig twee keer per week tussen de middag samen onze boterhammen op te eten en veel werd nu duidelijk. Zijn ouders waren pas geschei den en dat had hem uit balans gebracht en nu moest hij binnenkort ook nog een spreekbeurt houden. 'En dan word ik altijd zo zenuwachtig en moet ik een beet je in mijn broek plassen.' We besloten dat ik elke keer de fatale datum zou vooruitschuiven tot hij dacht dat het wel moest lukken. Na vier keer uit stel was het zover. Wat een overwinning! Na afloop fluisterde hij me toe: 'Ik deed het toch weer een beetje in mijn broek, maar het was niet veel hoor, meneer.' Gedurende het hele verdere schooljaar waren we elke vrijdagnamiddag nog een uurtje samen in mijn lokaal om wat bij te praten. Op de laatste schooldag voor de zomervakantie kwam een zichtbaar bedroefd Pietertje mijn lokaal binnen en met een traantje en heel bedeesd hoorde ik: 'Ik heb voor u een cadeautje meegeno men, want mijn moeder gaat verhuizen. Bedankt voor alles, meneer.' Samen pak ten we het doosje uit en daarin lag een vierkleurenpotlood. Bij het verlaten van de school draaide hij zich aan het eind van de gang nog één keer om en wuifde wei felend en innemend tegelijk, zoals alleen een kind dat kan. 'Dag Pietertje, dag klei ne vriend.' Wat rest aan tedere PH-herin- nering is wat ik voor altijd wil bewaren: een potlood met vier kleuren. Cees de Bliek, oud-docent Nederlands op het PH en de Rede van 1969 tot 2000 5i

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2013 | | pagina 51