een hbs-b-opleiding, het veel lagere welvaartsniveau sloot praktisch een grote kring van potentiële leerlingen uit en ver der was de religieuze hokjesgeest nog zo groot, dat katholieke leerlingen zeldzaam waren. Zeldzaam waren ook de meisjes: ze zaten ietwat verloren te midden van de jongens. Hoe waren wij zelf? Weinig pro blemen biedend, dacht ik. De verste delijking van het platteland moest nog worden uitgevonden. Wij waren rustige provincialen, onderdeel van een schijn baar statische maatschappij, waarin het establishment nog niet aan zichzelf twijfelde. Zulks komt de rust ten goede, de dynamiek natuurlijk niet. Wij gingen naar dansles in ongemakkelijke pakjes en voerden eens per jaar, ter gelegen heid van de hbs-avond, onschadelijke toneelstukjes op.' Tot de grootste ondeu gendheden werd het biljarten in de stad gezien. In een brief aan een ouder bericht directeur G. Priems: 'A heb ik voor drie dagen van de school gestuurd. Hij is gisteren eigenmachtig van het stu die-uur weggebleven en in plaats daarvan gaan biljarten, terwijl hij weet dat ik het ongewenst vind wanneer jongens der hbs in Terneuzen na de schooltijden gaan biljarten.' Leerlingen van de hbs, klas B4, 1926 Loopbaanonderzoek In 1926 kwam de toenmalige rector M. Massink op het idee de oud-leerlingen die sinds 1916 waren geslaagd te vragen hoe het met hen verlopen was. Dat waren er in totaal 58, een vierde van het aantal leerlingen dat ooit ingeschreven had gestaan. Hij schreef ze een brief waarin hij vroeg wat ze gestudeerd hadden, welke examens ze afgelegd hadden en wat hun tegenwoordige positie was. Hij kreeg van vrijwel iedereen antwoord. Enkelen waren in Zeeuws-Vlaanderen gebleven en bekleedden goede posities in industrie of bij de overheid maar de meesten waren gaan studeren. Ze waren intussen arts, veearts, tandarts, (landbouw)ingenieur, postmeester, boekhouder, onderwijzer, leraar, bankklerk, advocaat, of kandidaat-notaris. Van de weinige meisjes die geslaagd waren, waren er twee, A.C. Mulder en P.M.J. Blankstein, arts gewor den. Daarbij werd genoteerd dat ze zelfs in een ziekenhuis werkten maar daar zouden ze mee stoppen zodra ze getrouwd waren. Ook vonden de Terneuzense leerlingen de weg naar Nederlands-lndië. De studie aan de Landbouwhogeschool Wageningen was populair want het gaf toegang tot een baan in de cultures in het rijk overzee dat ook via een studie Indisch recht aan de Rijksuniversi teit Leiden bereikt kon worden. Zo meldde J.E. IJsebaert uit St. Jansteen trots dat hij naar Nederlands-lndië was uitgezonden. Massink kon tevreden zijn met het resultaat. Archief PH. Brieven ingekomen bij de directeur van de Rijks-H.B.S. van oud-leerlingen houdende inlichtingen over hun verdere loopbaan, 1926-1927 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2013 | | pagina 9