noten en zijn over het algemeen positief over hun juf of meester (Van Gorsel Marijs, 2007). Naarmate kinderen minder goed kunnen meekomen op school, zijn ze ook minder positief over hun school en alles wat daarmee samenhangt. Waarbij de vraag open moet blijven waar precies de oorzaak ligt: ofwel (om welke reden dan ook) bij het kind zelf, ofwel bij de school. Meisjes of kinderen van laagopgeleide ouders zijn in dit opzicht iets kwetsbaarder. Een zeer klein deel van de Zeeuwse basisschoolkinderen is niet gelukkig op school. Eén op de zeven kinderen geeft aan school vaak of altijd vervelend te vinden. Dit aan deel komt sterk overeen met landelijke cijfers. Vooral jongens en/of kinderen van laagopgeleide ouders antwoorden verhoudingsgewijs vaak school niet altijd leuk te vinden (Van Gorsel Marijs, 2007). Kwaliteit, schoolgrootte en denominatie De onderwijsinspectie stelt dat verschillen in taal- en rekenprestaties nauwelijks te verklaren zijn vanuit schoolgrootte (Onderwijsinspectie, 2009a). Voor de rekenprestaties blijkt schoolgrootte geen betekenis te hebben, maar voor taaiprestaties wel. Het percentage taalzwakke scholen is onder kleine scholen (0-100 leerlingen) groter dan onder scholen met meer dan 200 leerlingen (respectievelijk 48 procent en 20 a 25 procent taalzwakke scholen). Scholen met 101-200 leerlingen scoren vergelijkbaar met de kleine scholen (tot 100 leerlingen). In Nederland zijn 1100 scholen met minder dan honderd leerlingen. De inspectie geeft aan dat van deze kleine basisscholen 16 procent zwak of zeer zwak is (Onderwijsinspectie, 2009b). Kleine scholen onderscheiden zich vooral ongunstig op de kwaliteit van instructie en kwaliteitszorg. In een onderzoek naar afnemende leerlingaantal len in Zeeland is gekeken naar het aspect kwaliteit en schoolgrootte. De conclusie luidt dat de condities voor het realiseren van kwalitatief goed onderwijs, afgeme ten aan leerprestaties van kinderen, op kleine scholen aanzienlijk zwaarder zijn. Dilemma's zijn er vooral op didactisch en organisatorisch vlak. De kansen dat kin deren in die situatie onderpresteren worden daarmee vergroot (Van der Wouw e.a., 2010). Bijna een derde van de basisschoolleerlingen in Zeeland bezoekt een openbare school. Bijna een kwart van de leerlingen gaat naar een protestants-christe lijke school en 17 procent staat ingeschreven bij een rooms-katholieke school. 18 procent van de leerlingen bezoekt een reformatorische school. Iets minder dan een op de tien basisschoolleerlingen gaat naar het ove rig bijzonder onderwijs (Van Gorsel, 2014). Achterstandsleerlingen Het onderwijs wil de beste kansen voor elk kind cre- eren zodat elke leerling zijn talenten maximaal kan benutten. Niet voor alle leerlingen is de uitgangssitu atie gelijk. Sommige kinderen lopen het risico op een onderwijsachterstand. Ter bestrijding hiervan is in het basisonderwijs de gewichtenregeling gemaakt: scholen krijgen extra middelen ter verbetering van de leerprestaties van leerlingen met een (risico op een) achterstand. Of een school extra middelen ontvangt, is afhankelijk van het opleidingsniveau van de ouders van de leerlingen. 88 procent van de leerlingen in het Zeeuwse basis onderwijs behoorde op 1 oktober 2012 tot de 'o-cate- gorie' van de gewichtenregeling. Voor deze categorie worden geen extra onderwijsmiddelen beschikbaar gesteld. Voor 12 procent van de leerlingen in Zee land is dat dus wel het geval. Als we inzoomen op de Zeeuwse gemeenten, blijkt dat de gemeente Reimers- waal het hoogste aandeel 'gewichtenleerlingen' telt (20 procent). Ook Terneuzen (17 procent), Vlissingen en Tholen (14 procent) tellen relatief veel 'gewichten leerlingen'. Het gemiddeld gewicht ligt het hoogst in Terneuzen en Vlissingen. Dit betekent dat deze gemeenten relatief de meeste extra middelen ontvan gen voor het bestrijden van onderwijsachterstanden. Dit heeft te maken met het verhoudingsgewijs hoge aandeel leerlingen in de 1,2-categorie in deze twee gemeenten. Literatuur Gorsel, W. van (2013). Sociale Atlas Zeeland 2013. Middelburg: Scoop. Gorsel, W. van Marijs, A. (2007). Jeugdmonitor Zeeland: Themarapport 2 primair onderwijs: school. Middelburg: Scoop. KPMG Scoop (2013). Een nieuwe realiteit: Onderzoek naar de effecten van krimpende leerlingenaantallen op het Zeeuwse pri mair onderwijs. Den Haag: KPMG. Onderwijsinspectie (2009a). School maak het verschil. Utrecht Onderwijsinspectie. Onderwijsinspectie (2009b). De staat van het onderwijs. Onderwijsverslag 200J/2008. Utrecht: Onderwijsinspectie. Wouw, D. van der, Kraker, P. de, Overbeeke-van Sluijs, J. van, Schellekens, H., Ruppert, C., Ennik. J. Velde, J. van de (2010). Onderwijs ons goed: afnemende leerlingenaantallen in Zeeland. Middelburg: Scoop; Vlissingen: RPCZ. 36 Zeeuws Tijdschrift 2014 2-3

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2014 | | pagina 36