jaar een instellingsplan opstellen. Dat doen we dan
maar en vervolgens verdwijnt het in de kast en kijkt
niemand er meer naar. Wij proberen het plan in
de praktijk handen en voeten te geven. Voorwaarde
daarvoor is wel dat zo'n plan geïnternaliseerd is bij je
medewerkers. Dat het personeel zo'n plan wil dragen.
Dat het gevoel ontstaat: ja we gaan ervoor.'
Inmiddels werkt de HZ met een nieuw instellingsplan.
In welk opzicht verschilt dit van het oude?
De Buck: 'Om te beginnen hebben we alle relevante
partijen nog nauwer betrokken bij het bepalen van
onze koers. Door onder andere samen te werken met
het beroepenveld, het voortgezet onderwijs en mbo-
scholen creëren we een groter draagvlak. Iedereen
heeft het gevoel dat het hun plan is. En niet alleen het
gevoel: ze hebben er zelf aan meegewerkt.'
Vercouteren: 'Inhoudelijk is de kern eigenlijk dat
het leren meer centraal komt te staan. Hoe breng je
studenten echt tot duurzaam, diepgaand en beroeps
gericht leren? En welke methodieken van roostering,
lesopbouw en feedback zet je daarvoor in?'
De Buck: 'Behalve dat we nu sterk inzoomen op
het onderwijs, leggen we ook een accent op het ver
richten van praktijkgericht onderzoek en de valorisatie
van die onderzoeksresultaten naar het beroepenveld.
Door de valorisatie van de onderzoeksresultaten leve
ren we een bijdrage aan de product-, proces- en soci
ale innovatie van bedrijven en instellingen. Dat geeft
een mooie nieuwe dynamiek want door middel van
praktijkgericht onderzoek kunnen studenten daarin
participeren. De uitkomsten van het praktijkgericht
onderzoek nemen we ook gelijk mee in de curricula
van de opleidingen. Op die manier dragen we ook
intensief bij aan de economisch-maatschappelijke
ontwikkeling van deze regio, want onze onderzoeks
thema's zijn helemaal gericht op het duurzame, dyna
mische dna van de zuidwestelijke delta.'
Hoe is de relatie met het beroepenveld georganiseerd?
De Buck: 'We hebben diverse commissies op verschil
lende niveaus. Allereerst werken we met Raden van
Advies waarin CEO's uit het bedrijfsleven participe
ren. Daarin gaat het vooral om strategie, om ontwik
kelingen in een bepaalde branche en welke competen
ties van studenten daarbij horen. Daarnaast hebben
we de zogenaamde beroepenveldcommissies. Deze
zorgen ervoor dat het curriculum beroepsrelevant is.
Ten slotte werken we met opleidingscommissies waar
in studenten, docenten en het bedrijfsleven vertegen
woordigd zijn. Zij kijken onder andere naar hoe de
kwaliteit van het onderwijs wordt beleefd en waar de
eventuele verbeterpunten liggen. Alles bij elkaar moet
de interactie met het beroepenveld ertoe leiden dat de
opleidingen zo actueel zijn dat we mensen afleveren
die echt startbekwaam zijn voor de arbeidsmarkt.'
Tot slot. Hoe ziet de hogeschool er pakweg in 2040
uit?
Vercouteren: 'Drijvend, haha.
Als een cruiseschip...haha
De Buck: 'Het ideaalbeeld is dat Vlissingen zich
ontwikkelt van een traditionele, zware arbeidersme
taal-industriestad tot een moderne kennisstad met
bijvoorbeeld een creatieve industrie. Rondom de hoge
school kan dan een levendige omgeving ontstaan met
incubators en kennisintensieve bedrijven waarmee
je nauwe relaties hebt. Het zijn nog droombeelden,
maar het is echt een prachtig toekomstperspectief
voor Vlissingen. Je hebt natuurlijk wel de nodige
bestuurlijke power nodig om dat te realiseren. Je zal
dan alle neuzen in de hele provincie de goede kant op
moeten krijgen. We zullen het eilanddenken moeten
laten varen en samen gaan bepalen wat goed is voor
de gehele BV Zeeland. Toegevoegde waarde creëren
voor ons allemaal. Dat is de uitdaging.'
54 Zeeuws Tijdschrift 2014 2-3