re scholen, herhalingsscholen, kweekscholen, volksbi bliotheken en volkszangscholen (Lenders:34). Naast dit praktische werk schreven de leden een groot aantal opiniërende publicaties. Hierbij schetsten zij het ideaalbeeld van een gezonde en vriendelijke omgeving gevuld met begrijpelijke en gefaseerde leerprogramma's. Na de oprichting van de Bataafse Republiek stelde de nationale vergadering in 1796 een onderwijscommissie in, die advies vroeg aan de Maatschappij over een nationaal onderwijsstelsel, met als uitkomst het rapport Algemeene Denkbeelden over het Nationaal Onderwijs (Lenders:34). Dit stond aan de basis van de schoolwet van 1801, die een halve eeuw het Nederlands onderwijs regeerde, en de basis vorm de voor de opname van de bepaling over het openbaar onderwijs is de Grondwet van 1848. De Maatschap pij voor Nijverheid en Handel speelde overigens ook een belangrijke rol, bijvoorbeeld met een rapport dat ouders aanzette om hun kinderen naar school te laten gaan uit 1859 (Lans:45). Dit leidde tot de afschaffing van de kinderarbeid en vormde de basis van de Kin derwet van Van Houten uit 1874. Met de professionalisering van het onderwijs ontstond ook grotere afstand tussen maatschappij en onderwijs. De school gold steeds meer als het domein van de leerkrachten, en andere professionals. Hier lijkt langzaam weer een kentering in te komen. Zo zijn organisaties als Beter Onderwijs Nederland bij uitstek maatschappelijke bewegingen, en is ouderbe trokkenheid een van de grote onderwijsthema's van het moment. Ook maken de bezuinigingen op het onderwijs dat scholen steeds meer op zoek gaan naar private steun om een deel van hun ambities te verwe zenlijken. Inhoudelijk wemelt het ook van de pogin gen de brug tussen maatschappij en klaslokaal te slechten: van contacten met bedrijven en organisaties tot een toegenomen nadruk op aandacht voor maat schappelijke problemen. Dit zelfs zodanig dat menig leerkracht klaagt over het feit dat elk maatschappe lijk probleem 'over de schutting van het onderwijs' gegooid wordt. De toegenomen maatschappelijke aandacht richt zich ook op de kwaliteit van het onderwijs. De nadruk op egalitarisme en brede toegankelijkheid van het onderwijs, in combinatie met de bezuinigingen, bureaucratisering en gebrek aan overheidsbemoeie nis als invulling van de onderwijsvrijheid deden in de afgelopen decennia de zesjescultuur wel heel welig tieren. De toegenomen aandacht voor onderwij sexcel- lentie is dan ook in dit licht te verklaren. Onderwijsexcellentie: de zoektocht naar het geheime recept Hoewel het begrip onderwijsexcellentie een onstui mige opgang maakt in de literatuur, beleidsnotities en schoolplannen, is er weinig consensus over de vraag wat het begrip inhoudt, en al helemaal niet over hoe het te bereiken. Hier geldt onderwijsexcellentie als dat onderwijs dat iedere leerling in staat stelt om de eigen verwachtingen en die van de omgeving, te overtreffen. Het gaat om onderwijs dat 'verheft', de leerling optilt. Onderwijsexcellentie gaat daarmee over iedere leer ling; jong en oud, cognitief sterk ontwikkeld of min der. Het is dan ook echt iets anders dan excellentieon- derwijs; het onderwijs gericht op de naar schatting 2,5 procent hoogbegaafden in Nederland. Overigens zijn er wel parallellen. Op beide gebieden gaat het erom goed te kijken naar de leerbehoeften van individuele leerlingen en daar vervolgens naar te handelen. Naar de vraag wat iedere individuele leerling doet excelleren gaat een hoogleraar vanaf 2014 op het University College Roosevelt onderzoek doen. Terwijl er veel literatuur is over onderwijsexcellentie, bestaat er nog maar weinig systematisch onderzoek naar het onderwerp, en dit is dan ook de eerste hoogleraar op dit gebied in Nederland. Wel is duidelijk dat het antwoord ligt in het tegemoetkomen aan alle drie de basisbehoeften die Luc Stevens op dit gebied onder scheidde: relatie, autonomie en competentie. Een daadwerkelijke relatie tussen leerkracht en leerlingen, een context waarin deze vorm kan krijgen en waarin ook echt verwachtingen aan de leerling worden gesteld. Een relatie waarbinnen de leerling ook vol doende feedback aan de leerkracht kan geven. Daar naast is - wat ook het onderwijsniveau betreft - het belangrijk om leerlingen de ruimte te geven en initia tief te honoreren. Maar ook om hetzelfde te doen met leerkrachten, en de langzaam afgekalfde autonomie van docenten met kracht te herstellen. Wanneer leer lingen hun leerkrachten voldoende feedback kunnen geven, leidt dit tot veel meer kwaliteitsverbetering dan sturing van bovenaf. Daarnaast is ook de competentie van leerlingen, maar ook van leerkrachten van belang. Werken aan onderwijsexcellentie vraagt dan om een permanente reflectie op het onderwijsproces, en onderzoek kan hierbij helpen. De hoogleraar zal dan 8 Zeeuws Tijdschrift 2014 2-3

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2014 | | pagina 8