beschikken, er afstand van doen hoe en wanneer zij dat wilden. Geen grond maar mens als primair bezit Voor de komst van Europese zeevaarders zag Afrika eruit als een lappendeken van talloze volken en staat jes, de meeste met drie- tot vijfduizend inwoners net zo groot als de Europese steden in die tijd. Die staat jes leefden, uiteraard, niet in voortdurende harmonie met elkaar. Oorlogen vormden de voornaamste bron van slaven (het waren krijgsgevangenen), al kon je ook door een schuld of opgelegde straf vervallen tot andermans eigendom. Een interessant inzicht dat John Thornton biedt, is dat de Europese oorlogen om grondeigendom draai den, en dat in Afrika het idee van particulier grond bezit niet bestond. Zelfs de grote koningen bezaten geen land. Grond was iets gemeenschappelijks. Het behoorde toe aan de groep en de voorouders van die groep. Als je een oorlog voerde en die won, nam je niet het land in, maar de mensen. De manier om particuliere rijkdom te vergaren, was het gevangen nemen van mensen en ze tot slaven te maken. Slaven kon je inzetten op het gemeenschappelijk land. Je kon ze ook ruilen. Ze waren de voornaamste vorm van privébezit. Dat verklaart waarom de Portugezen, toen die in de loop van de vijftiende eeuw de wes telijke kust van Afrika afzakten, als vanzelf slaven kregen aangeboden. Afrikanen waren het gewoon mensen tegen goederen te ruilen. Volgens Thornton tapten Europeanen op iets in wat al bestond toen zij in West-Afrika arriveerden. Hij gaat zelfs zover om de trans-Atlantische slavenhandel 'de uitgroei' van een Afrikaans systeem te noemen. Twee vervlochten systemen Deze kwalificatie, 'de uitgroei' van een Afrikaans systeem, gaat mij te ver. Omdat het de Europeanen lijkt te ontslaan van hun verantwoordelijk in het geheel. Zij waren het tenslotte die - tegen hun aan vankelijke ethiek in - mensen als vee naar de andere kant van de wereld verscheepten. Maar het is wel goed voor het evenwicht. Je kunt deze geschiedenis ook vanuit Afrika bekijken, en dan ziet die er heel anders uit. Voor mij is dit het voornaamste inzicht geweest: de trans-Atlantische slavenhandel en slavernij waren volkomen vervlochten met de inheemse, Afrikaanse slavernij. Je kunt die twee systemen niet los van elkaar zien. Voordat de Europeanen met hun schepen langs de West-Afrikaanse kust voeren om er slaven te kopen voor hun plantages in de Nieuwe Wereld, waren sla venhandel en slavernij alomtegenwoordig in Afrika. En toen de Europese schepen ermee stopten, toen de trans-Atlantische slavenhandel werd afgeschaft, bleven er nog lang slavenhandel en slavernij bestaan in Afrika. De Ashanti, de belangrijkste leveranciers van slaven aan de Nederlandse forten en het kasteel van Elmina in de achttiende eeuw, wilden ook niet stoppen met de slavenhandel toen vooral de Britten daarop aandrongen. 'Waarom vinden jullie de handel in slaven opeens slecht, terwijl jullie het eerst goed vonden?' vroeg de verbaasde Ashanti-koning aan een Britse gezant.' Hij probeerde de Britten en Nederlan ders over te halen om door te gaan. Afrikaanse rol serieus nemen Het gevaar van het belichten van de Afrikaanse zijde van deze geschiedenis, is dat het de indruk kan wek ken dat men de Europese rol wil wegpoetsen. Maar de Afrikaanse betrokkenheid, ik wil het graag bena drukken, doet niks af aan de verantwoordelijkheid van de Europeanen of het immorele karakter van hun daden. De Afrikaanse rol maakt deze geschiedenis voor de slachtoffers en hun nakomelingen ook niet minder pijnlijk - eerder pijnlijker. Maar het gaat om een belangrijke en verstrekkende geschiedenis. Het gaat om een geschiedenis die een benadering verdient die aan zwart-witbeelden voorbij gaat. Het lijkt mij ook belangrijk om Afrikanen in het heden en in het verleden serieus te nemen. Zij zijn niet per definitie slachtoffer. Zij hebben voor een groot deel hun eigen geschiedenis gemaakt. Als je de trans-Atlantische slavernij werkelijk wilt begrijpen, als je wilt weten hoe het allemaal is begonnen, en hoe het zolang heeft kunnen doorgaan, dan moet je óók naar de Afrikaanse zijde kijken. Dit is een bewerking door Marcel van Engelen van zijn lezing op ii april 2014 in de Aula van de Zeeuwse Bibliotheek in het kader van het Herdenkingsjaar Afschaffing Slavenhandel 2014. Op 9 april 2014 werd bekend dat Van Engelen voor zijn boek Het Kasteel Elmina. In het spoor van de Nederlandse slavenhandel in Afrika de M.J. Brusseprijs voor het beste journalistieke boek had ontvangen. Bij de Zeeuwse Boekenprijs 2013 stond zijn boek op de longlist. 44 Zeeuws Tijdschrift 2014 4-3

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2014 | | pagina 44