M. Nijhoff 'Das Haus gefallt uns'
tekst Mario Molegraaf
Het huis uit dit gedicht, gedateerd i mei 1944, is er
nog. Valkenisseweg 66, Biggekerke, de hoge duinen
tussen Dishoek en Zoutelande eeuwig in 't verschiet.
M. Nijhoff had al eerder over het huis geschreven, in
wat een roman Luctor et Emergo had moeten worden.
Het bleef bij een paar fragmenten, in 1938 en 1940
verschenen in het tijdschrift De Gids. Daarin lezen we
over 'het witte landhuis', slechts een paar minuten
van de zee. Vanuit een slaapkamer is er, zegt hij, een
'weergaloos uitzicht op bomen en duinen'. Vanaf de
overloop zie je 'hagen en weiland. Was dat ginds de
toren van Middelburg?'
De plek onder de duinen van Valkenisse had
Nijhoff zelf ontdekt. In 1930 werd het buitenhuis
voltooid. 'Op het hek van de inrijlaan werd de naam
Antoinette geschilderd', schreef Theun de Vries in
het levensbericht van Antoinette Hendrika Nijhoff-
Wind (1897-1971), de vrouw van de dichter en zelf een
schrijfster van groot belang. Hun huwelijk hield vier
endertig jaar stand, maar ze gingen hun eigen wegen.
Wegen die elkaar soms kruisten op Walcheren.
Begin 1942, zo meldt De Vries, stonden twee Duit
se officieren op de stoep. 'Das Haus gefallt uns', lieten
ze weten, waarop Nijhoff en Nijhoff dienden te ver
trekken. M. Nijhoff schreef zijn gedicht. A.H. Nijhoff
nam in De dagen spreken (1946) een somber prozage
dicht 'Aan Walcheren' op. 'Waar uw vogels tjirpten en
uw paaschlelies bloeiden, ligt het water.' Walcheren
was door het bombarderen van de zeedijken in okto
ber 1944 een binnenzee geworden. Of zoals A.H.
Nijhoff het omschreef, was 'uw bloeiend lustoord als
een dooden zeearm toegevoegd aan het gestaltelooze
water dat rond uw kusten dringt'.
Anders dan zij vreesde kwam het toch nog goed
met Walcheren en ook met het door haar zo geliefde
huis 'Antoinette'. Na de dood van M. Nijhoff in 1953
viel de villa haar toe. In de jaren daarna was Bigge
kerke niet haar enige woonplaats, ze vond een nieuw
thuis in Griekenland. Ze beklaagde zich over het
toenemende toerisme op Walcheren. Maar Zeeland
bleef haar dierbaar, zo dierbaar dat ze begraven wilde
worden op het dorpskerkhof van Biggekerke.
Het bescheiden graf van A.H. Nijhoff-Wind wordt
gesierd door een beeldhouwwerkje van de kunstena
res Marlow Moss, misschien de grootste liefde van
haar leven. 'Gedenkt te sterven' meldt het hek van de
begraafplaats. Wie zou dat ooit vergeten? Maar mijn
gedachten gaan toch vooral naar haar, naar M. Nijhoff,
en naar het huis dat trots overeind staat, misschien
nog meer in dromen dan in de realiteit.
HET HUIS
Op akkerland, met duinen in 't verschiet,
staat, in de schaduw van nabij geboomt,
het huis dat ik ontruimde en achterliet,
en dat thans door de vijand wordt bewoond.
De bomen zijn, naar ik verneem, geveld;
't huis werd een kazemat, en het terrein
- indien het waar is wat mij wordt gemeld -
moet in een mijnenveld herschapen zijn.
Zo zegt men. Maar het huis zelf deelt mij mee
wanneer het in mijn dromen tot mij spreekt:
ik heb bericht ontvangen van de zee.
dat straks een reinigende storm opsteekt.
M. Nijhoff (1894-1953)
45 Zeeuws Tijdschrift 2014 4-5