«f de minvermogende groepen. Bij nader inzien is het tijdvak 1700-1850 een vrij willekeurige hybride; het valt uiteen in twee radicaal verschillende segmenten, gescheiden door de brede kloof van de Bataafs-Franse tijd van 1794/95-1813/14, die er in deel III met 15 kernbladzijden in het thema Politieke verhoudingen misschien iets te bekaaid afkomt. Aan de andere kant vormt dit doorwrochte deel weer een 'bewijs' dat het sjabloon dat men op het verleden legt weliswaar reële uitgangspunten moet hebben, maar bovenal een hulp middel is om de geschiedenis überhaupt zichtbaar te maken. Maar dan loert steevast het volgende gevaar: 'De generalisatie, nodig om het reusachtige, chaoti sche materiaal te omvatten, doodt het detail dat altijd het schema doorbreekt' (Czeslaw Milosz). Nieuwe cultuurvormen Deel IV, eveneens opgezet volgens de vertrouwde thema's, zet de lijnen van bestuurlijke vernieuwing, religieuze differentiatie, industrialisatie, ontsluiting en moderne cultuurvormen verder uit. Het wordt besloten met een beschouwende samenvatting van alle delen, 'De ontwikkeling van een regio', door hoofdredacteur Paul Brusse. In het verhaal van de periode vanaf 1850 spelen ingrijpende rupturen en crises uiteraard een belangrijke rol, met als belang rijkste de Tweede Wereldoorlog en de Februariramp met als gevolg het Deltaplan. De Zeeuwse literatuur en popcultuur komen opvallend schetsmatig voorbij in de afdeling Cultuur, beschreven door Lo van Driel en Peter Sijnke. Bij de literatuur geen vermelding van Zeelands literaire periodiek Baïlustrada, nu overigens wegens de subsidiestop buiten de provincie gevlucht, die het langer volhoudt dan menig landelijk blad en in elk geval langer dan veel andere Zeeuwse initiatieven. Ook de Slibreeks vind ik niet terug - omissies van formaat. Uit het bataljon auteurs is eveneens slechts een lakse greep gedaan. Bij de pophistorie merk ik wat te weinig aandacht op voor de 'achtergrond', met name inzake de alternatieve jeugdcultuur van de late jaren zestig en zeventig: wel een band als Dragonfly, maar niet de Zeeuwse Provadya ?-vestiging De Beuk in Middelburg, evenmin de Vlissingse Piek. Meer dan een impressie is het allemaal niet, kan het mis schien in dit kader ook niet zijn - hetgeen echter weer bespiegelingen oproept omtrent de wetenschap- Sea and sand, Domburg. Aquarel van James Abbott McNeill Whistler, ca. 1900, afgebeeld in Geschiedenis van Zeeland deel IV. pelijke pretenties van Geschiedenis in Zeeland, met zijn nadrukkelijke negatie van de meeste andere histori sche overzichtswerken en provinciegeschiedenissen in de inleiding van deel I. Is, kortom, de vierdelige Geschiedenis van Zeeland werkelijk, zoals geafficheerd, hét standaardwerk over de geschiedenis van deze provincie, waarvan de toekomst vermoedelijk korter is dan zijn officiële verleden? Ik vind het verstandi ger om te spreken van een monumentaal werk. Want dat is het met al zijn feilen natuurlijk wel. En in die hoedanigheid passen de vier delen (met uitmuntende beeldredactie van Katie Heyning) zeker op dat speciale plankje, waar u ook al de driedelige Encyclopedie van Zeeland en het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten had staan. 65 Zeeuws Tijdschrift 2014 4-5

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2014 | | pagina 65