voor onderwijzers en hoofdonderwijzers. Dat deed hij in elk geval tot aan zijn indiensttreding. Hij ging op kamers in de Ruyschstraat in Amsterdam Oost op loopafstand van de Oranje Nassaukazerne aan de Sarphatistraat. Op 21 maart 1902 moest hij zich, als behorende bij de lichting 1902, aanmelden bij de kazerne waar het 7e Regiment Infanterie gelegerd was. Uit het stamboek van onderofficieren en manschap pen komen we te weten dat hij 1 meter 66 mat, de gemiddelde lengte van mannen aan het begin van de twintigste eeuw. Verdere lichamelijke bijzonderheden worden niet gegeven. Zijn dochter vulde aan dat hij stevig gebouwd was en zwarte krullen en blauwe ogen had. Gedurende hun diensttijd werden de miliciens geoefend in het schieten en exerceren. Willem bleef langer in dienst dan gebruikelijk was want pas op 13 juni 1903 ging hij na 15 maanden met zogenoemd groot verlof. De reden dat hij bijna een dubbele diensttijd verrichtte, was dat hij in actie moest komen bij de Spoorwegstaking van 1903. Waarschijnlijk ging hij na ontslag uit militaire dienst weer lesgeven aan de H. Vincentius a Paulo-school en volgde hij het reste rende halfjaar lessen aan de Gemeentelijke Kweek school voor de hoofdakte. Op 13 januari 1904 werd hij in elk geval uitgeschreven uit het bevolkingsregister en daarbij staat aangetekend dat hij naar het Instituut Borsten ging. Instituut Borsten in Dongen Kort daarop kwam hij bij dat Instituut aan, dat gele gen was in het Brabantse dorp Dongen. Het instituut was in 1895 opgericht door J.P. Borsten, die door zijn huwelijk met de dochter van een puissant rijke Itali aanse zakenman die in Middelburg woonde, in staat was een goed geoutilleerd internaat op te richten met plaats voor vijfentwintig interne leerlingen. Zo was er voor die tijd de ongekende luxe van koud en warm stromend water en er was een biljartzaal en kegelbaan waar de jongeheren zich konden amuseren. Ze kregen les van een vaste staf van drie onder wijzers. Naast de vakken die ook op de openbare lagere school van Dongen werden gegeven, werd er handelscorrespondentie, Engels, Frans en Duits gedoceerd. Dit wijst erop dat er ook vervolgonderwijs was, kenmerkend voor de zogenoemde Franse school waarop vooral kinderen uit burgerlijke milieus zaten. Dikwijls waren er tijdelijke leerkrachten voor expres sieve vakken als muziek, gymnastiek, dansen, tekenen en schilderen. Imandt bracht er acht maanden door, waarschijnlijk als hulponderwijzer tekenen en/of gymnastiek. Een zware baan zal het niet geweest zijn zodat er voldoende tijd overbleef om zich te oefenen in het biljarten, een 'denksport' die vele kostschool- gangers, dikwijls uit pure verveling, intensief hebben beoefend. Imandt zou er zijn hele leven aan ver knocht blijven. Er kunnen praktische redenen geweest zijn waarom hij naar Dongen ging. Het kon namelijk als een uitvalsbasis dienen om zowel lessen aan de Rijks academie van Kunsten in Den Haag voor de akte L.O. handtekenen te volgen en tegelijk algemeen onder wijs aan de kweekschool in Bergen op Zoom. Begin oktober 1904 haalde hij aan deze laatstgenoemde instelling zijn examen vrije- en ordeoefeningen van de gymnastiek. Naast praktische overwegingen kan er ook een reden van artistieke aard zijn geweest waarom Imandt nu juist naar Dongen wilde. Dongen werd in de twee de helft van de negentiende eeuw druk bezocht door schilders uit binnen- en buitenland die op zoek waren naar het onaangetaste plattelandsleven. Een van de ontdekkers van Dongen was, afgezien van Jozef Isra- els, August Allebé, een adept van de Haagse school. In zijn latere functie als directeur van de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam moedigde hij zijn leerlingen, waaronder Jan Veth en Isaac Israëls, aan die plaats te bezoeken. Ongetwijfeld had Imandt daarvan in Amsterdam gehoord en misschien zelfs uit de mond van Allebé zelf die tot 1906 directeur van de Rijksacademie bleef. Maar op het eind van de negentiende eeuw werd Dongen in rap tempo gemo derniseerd met leerlooierijen en schoenenfabrieken en verloor het zo zijn aantrekkingskracht. Van kalm gezang tot woest getier Op 4 oktober 1904 keerde Imandt terug naar St. Jan steen waar hij een trimester les gaf aan de school van zijn vader. Naast studie en werk bleef er in deze perio de ook tijd over voor cultureel vermaak. Op 27 novem ber 1904 werd er een internationale toneel- en voor drachtenwedstrijd georganiseerd door het toneelge zelschap Ernst en Luim te Hulst. Er waren die avond vijftien optredens in het Wapen van Zeeland, varië rend van korte toneelstukken tot komische en ernstige 16 Zeeuws Tijdschrift 2015 1-2

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2015 | | pagina 16