westerse kunstsmaak heeft beïnvloed niet gekend zou hebben. Hij was er ongetwijfeld mee vertrouwd en eenmaal in Indië werd dat alleen maar versterkt. De eerder genoemde pangeran van Surakarta die een van de eerste bewonderaars van zijn werk was, was in zijn culturele voorkeur nogal sterk georiënteerd op de westerse kunst van die dagen. En verder waren er natuurlijk de sociëteiten waar de Nederlandse kolonia len elkaar troffen en elkaar in hun behoudende smaak versterkten. Die smaak volgde niet bepaald de avant-garde in de westerse kunst. Uit alles wat we uit literatuur van hun conversaties en hun leefwereld weten, valt op te maken dat hun denken en hun smaak vooral gekleurd werden door een zeker heimwee en behoefte aan vei ligheid. Geen nieuwe, intellectueel baanbrekende ont wikkelingen, en al zeker geen schokkende maatschap pelijke veranderingen. De koloniale elite verlangde naar overzichtelijkheid en orde en de beeldende kunst van hun voorkeur moest daarvan getuigen. De wereld moest eerder verfraaid worden dan in sociale rauw heid getoond. Men verlangde naar een Mooi Indië, het beeld van Indië dat de salon kon sieren en dat met trots meegenomen kon worden als men terugkeerde naar het moederland. Dat was het Indië dat men graag liet zien aan het thuisfront: de Oost als een nos talgische herinnering. Het Tempo Doeloe-sentiment van de koloniale Nederlanders. De droom werd daar mee belangrijker dan de werkelijkheid van alledag. De sociale of politieke complexiteit van Nederlands koloniale aanwezigheid was niet iets wat in dat beeld paste. Het beeld dat men wel wilde zien was, zou men kunnen zeggen, geretoucheerd. Het was een geïdeali seerd, min of meer arcadisch landschap. Wellicht dat daarin een verklaring ligt voor het feit dat Imandt zich eigenlijk alleen maar bezig heeft gehouden met het schilderen van landschappen in het algemeen. En als hij al monumenten of gebouwen schilderde zoals de Boroboedoer, was dat zo gevaarloos dat het beeld pre cies paste in de culturele wensen van zijn omgeving. Het bood hem de gelegenheid de realiteit te schilde ren die hem overdonderde, de wereld van de natuur waar hij bij wijze van spreken in wilde kruipen. Het is overigens ook niet uitgesloten dat de ver klaring voor het feit dat hij zich beperkte tot het genre van de natuurschildering ligt in iets heel banaals. In min of meer kritische recensies van zijn werk wordt geopperd dat hij bomen, rotsen en kusten schilderde omdat hij geen mensen kon tekenen. Het zou kun nen. Het enige doek waarop duidelijk mensen voor komen is het schilderij van een waringin uit 1923. Rechts van de majestueuze, beeldvullende boom zien we een zittende en een staande figuur, nietig, zeker ten opzichte van de hemel van uitwaaierend loof waaronder ze zich vermaken, buiten bereik van de tropenzon. Helemaal in de verte zien we nog twee tot schimmen gereduceerde mensen. Hoe dan ook, in Imandts schilderijen is de maatschappelijke wer kelijkheid altijd ver weg. In die zin is het werk van hem redelijk tijdloos. Enige referentie met de feite lijke wereld waarin de mensen leefden ontbreekt. Hij kleurde correct binnen de angstvallig bewaakte lijntjes van de culturele spraakmakers. De gedroomde wereld bleef intact, en tegelijk bood dit Imandt de kans om binnen die grenzen zijn eigen gang te gaan. Het land schap gaf hem de kans de wereld te verbeelden die hij beleefde. De natuur als spiegel van Indië en mis schien ook wel van zijn eigen ziel. Het mystieke landschap Langzaam maar zeker ontwikkelde hij een duidelijk persoonlijke stijl, een eigen handschrift. En die stijl viel steeds meer in de smaak bij zijn omgeving. Zijn groeiende status als schilder en de daarbij behorende prijzen die hij voor zijn werk kon vragen, bevestigen dat beeld. Merkwaardig in zijn artistieke ontwikkeling is de weg die hij koos. Was kunsthistorisch gezien het realisme in de negentiende eeuw een reactie op de romantiek die naar de smaak van de realisten te veel gericht was op de spiegeling van de eigen ziel en te weinig op de realiteit van de concrete wereld, Imandt ging eigenlijk de omgekeerde weg en kwam in zekere zin weer bij de romantiek uit. Hij begon als een visuele waarnemer van de nieuwe wereld van Indië die hem van het begin af aan zo imponeerde. Hij maakte concrete schetsen van de plekken die hij bezocht om die tamelijk waarheidsgetrouw in zijn atelier uit te werken. Allengs verlegde hij de aandacht van het realistische landschap naar een uitdrukking van zijn gevoel, of verbeelding. Hij voegt er een lading aan toe die alles te maken heeft met de magie van het land zoals hij die ervoer. Hij wilde eigenlijk ook dat wat met het fysieke oog niet zichtbaar was, zicht baar maken. Het landschap, hoe herkenbaar soms ook, werd daarmee tegelijk ook een spiegel van zijn gemoed. Hij gebruikte daarvoor de compositie van 64 Zeeuws Tijdschrift 2015 1-2

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2015 | | pagina 64