Foto Chicco Dodi.
nemen dan voor het kerkvolk en, nog erger, voor het
alziende oog van de pastoor jezelf verraden als veroor
zaker van dat lawaai. Het geld bleef daar liggen, een
prooi voor ons. Een keer was de oogst zo groot dat
we de engel onafgebroken konden laten knikken. Tot
het mechanisme het begaf. Ik heb het nooit durven
biechten.
Eens per jaar kwamen de paters 'op termijn' in
Axel. Ze hadden de gelofte van armoede afgelegd en
waren zodoende onder andere afhankelijk van de
financiële gulheid van de katholieke gelovigen. Een
soort bedeltocht. Het waren de paters Kapucijnen
uit Sluiskil en de Maristen uit Hulst. Het verschil
in religieus ideaal ontging mij volkomen. De Maris
ten kleedden zich in stemmig zwart. De Kapucijnen
waren in bruine pij gehuld en liepen met blote voe
ten in sandalen, wat mij 's winters erg imponeerde.
Was dat misschien een manier om de hemel te ver
dienen? Ze moesten langs de huizen van katholie
ken maar waar woonden die in het religieus streng
gescheiden Axel? Ik wist het. En dus mocht ik met
hen mee. Hun komst bevrijdde mij van de monoto
nie van de dorpsschool. Voor maar een paar dagen
weliswaar, maar toch.
Zo leidde ik als een kleine gids de kloosterling
door Axel. Met gepaste trots, ik was voor even een
autoriteit. De kloosterling mocht dan, naar mij gezegd
werd en ik vanzelfsprekend geloofde, alles van de
hemel weten, ik wist tenminste feilloos waar de katho
lieken woonden. En dat was, misschien ook wel voor
de pater, op dat moment belangrijker dan het devote
vergezicht. Als beloning kreeg ik steevast van de
Kapucijn een bidprentje. Wat moest ik daar nou mee?
Mijn moeder vermaande me met de stellige medede
ling dat het vast wel ergens goed voor zou zijn, je
wist maar nooit. Het kon me amper overtuigen. Blijer
was ik met de gulden die ik elke dag van de Marist
kreeg als dank voor mijn kennis en moeite. Maar de
grootste beloning was voor mij dat ik zo'n drie dagen
van de school verlost was waar ik toch weinig leerde.
Geoorloofd spijbelen was het. Het geluid dat door de
Walstraat golfde van de katholieke schoolklassen die
kennelijk allemaal tegelijkertijd de tafels van verme
nigvuldiging luidkeels zaten te repeteren, klonk mij
als muziek in de oren. De herinnering daaraan en
vooral dat ik lekker buiten liep met een kloosterling in
mijn kielzog die van mijn kennis afhankelijk was, kan
me nog steeds gelukkig maken.
31 Zeeuws Tijdschrift 2013 3-4