Het werk van Liesbeth Labeur De installatie die Liesbeth Labeur (1975, Middelburg) kort geleden in De Vleeshal toonde was een verrassend avontuur, in verschillende opzichten. Ik kende haar werk nauwelijks, ze is ook nog relatief on bekend, en wat ik aan informatie vooraf kon verzamelen, klonk nogal bijbels, niet de taal van de moderne kunst in ieder geval. 'Nachthutje in de komkommerhof' heette het werk, en dat bleken inderdaad refor matorisch geïnspireerde woorden. Het werk was gerealiseerd in het kader van de kunstprijs van SBKM/De Vleeshal die Liesbeth Labeur in tekst Frits deConinck 2013 gewonnen had. Kan dat nog anno 2015: geloof en kunst? Sinds de scheiding van kerk en staat, en zeker vanaf het begin van de twintigste eeuw, zijn kunst en religie nooit meer een gelukkige combinatie geweest. En zeker niet als het geloof orthodoxe trekken aanneemt. Meestal is de kunst dan een te letterlijke illustratie van de niet te betwijfelen zekerheid van Gods woord. Eigentijdse kunst, van welke aard dan ook, eigent zich juist de ruimte toe voor experiment, ontregeling en de indi viduele vrijheid van de verbeelding. En dat staat nu juist haaks op de orthodoxe geloofsbeleving. Reden voor enige twijfel vooraf dus. Dat bleek te vroeg geoor deeld. De werkelijkheid in de Vleeshal was indruk wekkend en ongelooflijk mooi, Liesbeth Labeur had een indrukwekkende installatie gemaakt. De twijfel was als bij toverslag verdwenen. Ook Gods woord kan dus kunst worden. Jacobsladders Over de volle breedte van de monumentale Vleeshal was een plafond gehangen dat de hoge ruimte in tweeën deelde. Een systeemplafond nog wel, met de bekende lichtbakken erin. Fantasielozer is moei lijk denkbaar. Op vijf plaatsen stonden ruwhouten trappen die loodrecht naar boven voerden, via een opening in het plafond rechtstreeks naar een nieuwe tussenruimte tussen het middeleeuwse gewelf van de Vleeshal en het goedkope systeemplafond in. De metamorfose kon niet groter zijn. Vanuit de banale werkelijkheid op de grond kwam je via een van de vijf trappen in een donkere, dromerige wereld, met een paar peertjes spaarzaam verlicht. Boven op het systeemplafond lagen flarden tekst, onleesbaar, alsof het woord er ineens minder toe deed, een geval van Babylonische spraakverwarring. Het beeld was hier sterker dan het woord. In die tussenruimte bleek je ook verrassend dicht bij de gotische beelden te staan die zich hoog aan de wanden van De Vleeshal bevin den. Door de deling en de trap waar je als bezoeker opstond was je ineens heel dichtbij, alsof de beelden tot leven kwamen. Dit was letterlijk een tussenruimte, los van de aarde en vlakbij het gewelfde plafond van de Vleeshal dat op dat moment en op die plek aan voelde als een hemelgewelf. De associatie was onver mijdelijk. En eenmaal in die gedachtewereld werden de houten trappen Jacobsladders die in het Bijbelse verhaal aarde en hemel verbonden. De wereld leek ver weg. Hier in dit gebied tussen aarde en hemel was slechts schemering en stilte, een ruimte voor contem platie, en voor kunst. Al klauterend op een houten ladder vond je als kijker een weg naar boven waar Gods woord kunst geworden bleek. 46 Zeeuws Tijdschrift 2015 3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2015 | | pagina 46