winnen. Toen er na ontgroeningsschandalen in het
begin van de negentiende eeuw naar samenwerking
werd gezocht, hield Vis Unita Fortior zich op de
vlakte, maar werd wel gedoogd. Terwijl het Leidsche
Studentencorps uiteindelijk als winnaar uit de com
petitie kwam, bleef Vis Unita Fortior nog enige tijd
als groensenaat bestaan. Non Sordent was een trouwe
bondgenoot maar hanteerde de eigen regels, de al eer
der genoemde Wetten.
Exemplaren van de eerste twee edities van de
Wetten ontbreken, maar het is niet lastig om die te
dateren. De eerste editie verscheen in 1815, het jaar
waarin Non Sordent van de grond kwam als Leidse
dependance van het Middelburgse scholierendispuut
Fide, Amicitia et Virtute. De tekst was volgens een
jaarverslag identiek aan die van het scholierendispuut.
De tweede editie kwam uit in 1820, toen de Leienaren
zich afscheidden van Middelburg en verder gingen
als Collegium Non Sordent in Undis. De belangrijkste
wijziging was de 'nieuwe' naam.
De handgeschreven Wetten van 1823 zijn bewaard
gebleven. Dat was, naar blijkt uit de titelpagina, de
derde editie van dit reglement. Na de editie in 1823
zouden er nog zes volgen, vier in de negentiende eeuw
en twee in de twintigste eeuw. De laatste versie stamt
uit 1926. De Wetten geven een aardig inkijkje in de
doelstelling en de ontwikkeling van Non Sordent in de
twee eeuwen van haar bestaan. De Wetten bleven in de
negentiende eeuw vrijwel ongewijzigd gehandhaafd. In
1901 verscheen er een geheel nieuwe editie.
In het jaarverslag placht het bestuur bij te hou
den welke improvisaties en quaesties er aan de orde
waren. Een aantal van die jaarverslagen is nog in te
zien bij Erfgoed Leiden, zo ook overzichten van de
in het Latijn en Nederlands gehouden disputen. Een
korte greep uit quaesties die in de negentiende eeuw
speelden:
Wat behoort tot een goede opvoeding? (jhr. Jan Francois
Schuurbeque Boeye, 1834);
Heeft Willem I meer uit eigen belang dan tot welzijn
van zijn vaderland hetzelve heeft bestuurd? (Johan Wil
lem de Bruijn van Melis- en Mariekerke, 1836);
Geef een korte beschrijving van de laatste Fransche
omwenteling. (Nicolaas Cornelis van Ritthem, 1848);
Is het wenselijk dat alle lijfstraffen worden afgeschaft?
(Jhr. Cornelis Boudewijn Matthers van Citters, 1879);
Is de invoering der doodstraf wenselijk? (Eduard August
Otto de Casembroot, 1881);
De nieuwe drankwet kan, wat betreft de studenten in
Leiden, beter niet gehandhaafd worden.Het duel is af
te keuren. Het bestaan van twee studentenweekbladen
in Leiden is overbodig (jhr. Bonifacius De Jonge van
Campens Nieuwland, 1881).
Nihil Sine Labore
Al eerder werd vermeld dat het gedachtengoed van
Fide, Amicitia et Virtute en van Non Sordent in
Undis in Middelburg een tweede jeugd beleefde. Bij
de Latijnsche School, die in 1842 was opgegaan in
het Stedelijk Gymnasium kwam in 1865 andermaal
een enthousiaste vereniging van gymnasiasten van
de grond: Nihil Sine Labore (niets zonder arbeid).
r y
f* r# m.f* t Jf ■r-art.-w -tfr'-
t-
Si*
■/-/
f' fit mWT.
V I.
De Wetten uit 1823