Willem Dirkzwager er is nu juist behoefte aan jolijt Zeeland gevonden. En ik denk dat de Zeeuwse identi teit sterk is.' Is Non Sordent meer dan een borrelclub? 'Het is natuurlijk niet alleen een borreldispuut. Het is in mijn optiek veel meer. Die tradities die het koes tert, geven je veel meer een gevoel van betrokkenheid bij Zeeland. Zeeland blijft trekken, je bent toch een stukje Zeeland. Het heeft altijd veel meer gehad dan alleen maar een beetje zuipen en vieze liedjes zingen.' Maar dat blijkt niet als je de huidige generatie aan spreekt over de Wetten van Non Sordent. Die kent bijna niemand meer. 'Dat is jammer. Maar je hebt in ieder gezelschap ups en downs. Ik denk dat je dat met een paar mensen zo weer kan opkrikken. Ik denk dat het niet moeilijk is om de huidige generatie weer aan die Wetten te krijgen. Maar je moet even weer iemand hebben die het oppimpt. En misschien dat zo'n tweehonderdjarig bestaan en een lustrum daaraan bijdraagt.' Moeten die Wetten misschien herschreven worden naar deze tijd? Ze dateren nog van 1928? Het zou best leuk zijn om die Wetten opnieuw te bekijken in de context van 2015. In tweehonderd jaar wetgeving is ook heel wat veranderd. Hoe leg je iets uit? Hoe kijk je naar iets? Wat is er in Zeeland veran derd. Het zou best een interessante gedachte zijn en vervolgens kun je kijken of mensen kiezen voor de oude of voor de nieuwe wetgeving. Maar ja de kracht van mores is dat je ze niet verandert.' Je moet ze misschien naar de letter veranderen, maar niet naar de geest? 'Precies. Ik ben zelfbij wetgeving betrokken. Ik zit in de ministeriële commissie vennootschapsrecht. Dan zie je oude wetgeving uit 1838 die nog niet veranderd is. En niemand begrijpt meer wat het betekent. Dus je moet het inderdaad, niet alleen puur taalkundig, maar gewoon uitleggen: wat staat daar.' Willem Dirkzwager werd in 1969 praeses van Non Sordent en trof een uitgeblust Zeeuws gezelschap aan. Hij blies het nieuw leven in en werd daarvoor beloond met het gouden viegeblaadje en het Ridder schap in de Orde van de Vrije Schelde. Als maritiem adviseur vindt hij ook nu nog tijd om zijn oude club terzijde te staan bij de organisatie en de financiën van het eeuwfeest. Hoe stond Non Sordent er voor, toen u in ig6g aan trad als praeses? 'Er werd regelmatig vergaderd op de sociëteit en er waren nogal wat nieuwe leden. Ons jaar telde er al zo'n twaalf en die mochten het gehele jaar de kosten van drank en dergelijke van Non Sordent op Minerva voor hun rekening nemen en dat lokte natuurlijk de ouderejaars. Toen ik in 1969 praeses werd heb ik de zaak met Bram Minderhoud als abactis weer wat opgestookt. Wij maakten uitvoerige notuulsels. Een van de vragen aan de juungsjes om geïnaugureerd te kunnen worden, ging over een amekarefietsmivo- rumpstumper. Ik leerde van Bram dat het niet Biddag voor het Gewas is, maar Wasdag voor het Gebit. Een hoogtepunt was het lustrum in 1970. Wij hebben de Nederlandse Spoorwegen toen kunnen bewegen om het bietentreintje door de Zak van Beveland te laten rijden. Dat is later nog een toeristische attractie geworden.' Werd er ook nog iets aan welsprekendheid gedaan? Dat moest toch volgens de Wetten 'Het Leidsche Studentencorps kende toen een aantal disputen voor stijl en welsprekendheid. Ik noem er een paar: Utile Dulci van 1863, Exercendo van 1844, Operam Demus van 1863 en Simplex Veri Sigillum van 1874. Ik kwam aan in 1967 en werd lid van Sim plex. Daar verdedigden de leden onzinnig, nutteloze 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2015 | | pagina 64