Er ontstonden nieuwe nederzettingen, land werd
bedijkt, de landbouw werd geïntensiveerd en er
werden parochiekerken gesticht. Tevens werd in deze
periode het lokale bestuur op de Zeeuwse eilanden
georganiseerd. Er ontstonden ambachtsheerlijkheden
bestuurd door ambachtsheren. Ze vielen samen met
de kerkelijke parochies. Gelijktijdig met de groei van
de bevolking nam ook de internationale handel in de
tekst Joep Bremmers
Om de toehoorders een indruk te geven van Zeeland
in de Middeleeuwen begon Peter Henderikx met een
uitvoerige schets van de Scheldedelta rond het jaar
1300. In het deltagebied kwam in de twaalfde en vooral
in de dertiende eeuw een groot aantal nederzettingen
tot ontwikkeling die niet-agrarisch van karakter waren
maar vrijwel allemaal de beschikking hadden over een
haven. Veelal ontstonden deze nederzettingen aan een
getijdenkreek.
Haven- en stadsvorming
Zeeuwse delta sterk toe. De aanjager van deze groei
was de lakenindustrie in met name de Vlaamse steden
Gent en Brugge.
Henderikx maakt onderscheid tussen twee cate
gorieën havenplaatsen. De eerste categorie bestaat
uit nederzettingen die al vroeger bestonden en zich
ontwikkelden tot havenplaats van waaruit handel
werd gedreven zoals Middelburg en Zierikzee. Om
meer inzicht te krijgen in de vroege ontwikkeling
van Vlissingen is vooral de tweede groep havenneder
zettingen van belang. Bij het ontstaan van deze
havenplaatsen kwamen handel en nijverheid niet tot
ontwikkeling in een reeds bestaande nederzetting
maar ze beschikten al vanaf de stichting over een ha
ven. De oudste havennederzettingen in deze categorie
uit de twaalfde eeuw zijn Damme en Biervliet. In de
huidige provincie Zeeland stammen alle havenplaat
sen uit deze categorie dertiende-eeuwse havens. Deze
plaatsen hebben met elkaar gemeen dat het om neder-
22 Zeeuws Tijdschrift 2016 1
Nieuw Vlissingen vanaf de noordzijde, met de Achterhaven en de voorhaven. Rechts Oud-Vlissingen, ca. 1550. Detail van het Panorama
van Walcheren (Zelandia Descriptio) van Antoon van den Wijngaerde, circa 1550. Antwerpen, Museum Plantin-Moretus.
zettingen ging die een eind verwijderd lagen van het
centrale kerkdorp binnen de parochie en het ambacht
waartoe zij behoorden. Henderikx noemt als voorbeeld
Biezelinge in de parochie Kapelle, Veere in de paro
chie Zanddijk, en Nieuw-Vlissingen in de parochie
Vlissingen (het latere Oud-Vlissingen).
Het huidige Vlissingen ontstond in de nabijheid
van het ambacht (Oud-)Vlissingen. Dat ook Oud-
Vlissingen al een havenplaats was, valt af te leiden
uit de aanwezigheid van een gasthuis (voor het eerst
vermeld in 1271). Een gasthuis was destijds in eerste
instantie bedoeld voor de verzorging van zieke reizi
gers, kooplieden en vreemdelingen. Tegen het einde
van de dertiende eeuw wordt een en ander duidelij
ker. In 1294 kocht Floris v in Nieuw-Vlissingen van
de plaatselijke ambachtsheer Wisse van Koudekerke
het ambacht Vlissingen. Net als Veere beschikte
Vlissingen over een watermolen om de haven op
diepte te kunnen houden.
Tijdens zijn betoog vermijdt Henderikx zorgvul
dig de term stad, dat was Vlissingen namelijk strikt
genomen in deze periode nog niet. Alleen de graaf
kon stadsrecht aan een nederzetting geven en in de
besproken periode waren dat op Walcheren alleen
Middelburg, Westkapelle en Domburg. In 1304 kreeg
graaf Willem iii vrijwel de gehele heerlijkheid in
handen. Toen ging het snel voor Nieuw-Vlissingen; de
plaats kreeg een eigen bestuur en een eigen parochie
kerk en tenslotte werd op 2 april 1315 het stadsrecht
verleend ingevoerd.
Haring en Antwerpen
Tijdens het onderzoek voor zijn boek Vissers, Kapers,
Arbeiders, stuitte Peter van Druenen in het stads
archief van Antwerpen op een brief van het Vlissingse
stadsbestuur aan het Antwerpse over de haring
visserij. Het was voor Van Druenen aanleiding de
Vlissingse haringvisserij nader te onderzoeken. De
door Van Druenen aangehaalde brief is niet alleen
interessant vanwege zijn inhoud en de conclusies
die daaruit kunnen worden getrokken. De brief is
ook interessant vanwege zijn verschijningsvorm. De
op perkament geschreven brief is namelijk voorzien
van een lakzegel met daarop het toenmalige wapen
van de stad Vlissingen: een pelgrimsfles. In deze
brief uit 1369 van het Vlissingse stadsbestuur staat
dat Vlissingen al 54 jaar verse zoute haring levert aan
Antwerpen, dus ook al in het stichtingsjaar 1315. Het
stadsbestuur van Antwerpen had Vlissingen en nog
negen andere steden gevraagd deze brief te schrijven.
Op Walcheren schreven ook Veere en Westkapelle
dergelijke brieven. Het Antwerps stadsbestuur had een
groot belang bij deze 'geloofsbrieven'. De stad was in
1369 nagenoeg failliet en de bevolking werd ook nog
geteisterd door een pestepidemie die dagelijks tiental
len slachtoffers eiste.
Een van de belangrijkste oorzaken voor het ver
val van Antwerpen was het verdwijnen van de ha
ringstapel uit de stad - de vismarkt waar niet alleen
de Antwerpenaren hun vis kochten maar die ook in
de aanvoer van vis voor veel andere steden voorzag.
Lodewijk van Male verplaatste in 1358 de vismarkt van
Antwerpen naar Mechelen. De handel stortte in en
bracht de stad op de rand van een faillissement. De
Antwerpenaren kwamen in opstand tegen de verplaat
sing van de vismarkt, maar zonder succes: de opstand
werd met harde hand de kop in gedrukt. Antwerpen
besloot het nu op een diplomatieke manier te proberen
en er werden bewijzen verzameld om aan te tonen
dat Antwerpen van oudsher een goede naam had als
haringmarkt. In Zeeland werd niet alleen Vlissingen
maar ook Westkapelle, Veere en Hughe Vliet (een
inmiddels verdwenen stad in de buurt van Biervliet)
verzocht een brief over de levering van haring aan het
Antwerps stadsbestuur te richten.
Van Druenen is van mening dat uit de brief onder
meer blijkt dat de ontwikkeling van Antwerpen van
eminent belang was voor Vlissingen. Met deze 'geloofs
brieven' wilde het stadsbestuur van Antwerpen aanto
nen dat de haringstapel niet alleen van belang was voor
23 Zeeuws Tijdschrift 2016 1