MOST EON HWTAlLE ROUTE: TBR PASSFRJfflsX
A IVCCAGE. PARCELS, EÏPflESE AhfD QRDM/.ftVGDE'05 1
TO AND f ROK AU Pftl.RUFAL STATIONS
STEAMSHIP CWJWY ZEELAND, IlllttCIIOIr I tlfiWRC
-
Affiche van de Stoomvaart Maatschappij Zeeland, ca. 1880; litho.
Historisch Topografische Atlas Gemeentearchief Vlissingen.
1860 blijkt dat schepen met enige diepgang niet meer
door het Kreekrak kunnen varen. Er worden plannen
gemaakt voor een betere vaarweg, die al snel moe
ten worden bijgesteld door de mogelijkheid van een
spoorverbinding naar Zeeland. Het kanaal door Zuid-
Beveland wordt in oktober 1866 in gebruik genomen,
de Kreekrakdam in juni 1867 gesloten en al in juli
1867 rijdt de eerste trein over de dam. In 1873 wordt het
kanaal door Walcheren geopend, ook zijn er nieuwe
havens bij Vlissingen.
Vlissingen heeft dan inmiddels een veerdienst
op Engeland, geëxploiteerd door de Stoomvaart
Maatschappij Zeeland en ligt ineens wat vervoersmo
gelijkheden betreft weer in het centrum. Met hulp van
overheidsgeld richten Twentse textielbaronnen zoals de
gebroeders Salomonson in talrijke plaatsen in Zeeland
calicotweverijen op. Ook in Vlissingen wordt een
dergelijke weverij opgericht. Die bevond zich vlak bij
de kazerne ongeveer waar nu de Coosje Buskenstraat
kruist met Boulevard de Ruyter. Op oude foto's is
nog het bijbehorende Armenhuis met de ingang in
de Koestraat te zien. Het katoen voor de handweve
rijen werd aangevoerd vanuit Engeland en wanneer
de stoffen, de zogenaamde 'katoentjes' gereed waren,
werden ze verscheept naar overzeese gebiedsdelen,
waar ze goed worden verkocht. De meeste calicotweve
rijen gingen rond 1850 ter ziele omdat de getouwen niet
op konden tegen de concurrentie van fabrieken waar
machinaal aangedreven getouwen het werk doen.
In de twintigste eeuw ligt de nadruk op de infra
structuur over land. De Deltawerken zijn niet alleen
gebouwd om de Zeeuwen tegen het water te bescher
men, maar dienen tegelijkertijd een verbeterde infra
structuur. Na de komst van de Zeelandbrug, ontstaat
het industriegebied Het Sloe. Maar of dat nu het
beoogde succes brengt, betwijfelt Van den Broeke. Een
aantal industriële bedrijven, zoals Pechiney en Hoechst
waar vele Zeeuwen in de hoogtijdagen konden werken,
begonnen met veel elan, maar zijn vijftig jaar na de
opening van de Zeelandbrug verdwenen.
Werkverschaffing
Het is de vraag of we bij ondernemen louter moeten
denken aan economische groei, stelt Jan Zwemer daar
mee aansluitend op het door Thomas Piketty geïnspi
reerde 'economisme'. Hij neemt waar dat de economie
de laatste eeuwen als richtinggevend wordt beschouwd
voor de koers van de samenleving. Daarbij ligt de
nadruk op economische groei en innovaties. Hij pleit
er voor aandacht te schenken aan bedrijven die zich
staande weten te houden, voor innovaties op het gebied
van werkverschaffing en voor overlevingsstrategieën
van mensen met weinig of geen middelen van bestaan.
Leg dat op de Zeeuwse situatie rond het midden van de
negentiende eeuw. De bevolking groeide, de calicotwe-
verijen kampten met een daling in de bestellingen, de
aardappeloogst mislukte. Toch trokken velen niet van
hun geboortegrond weg om elders hun geluk te beproe
ven. Er kwam een werkinrichting waar kurken voor
flessen, borstels en touw werden geproduceerd. Later in
de eeuw werd er een initiatief ontplooid waarbij werk
lozen met winkeltjes, petroliehandel en draaiorgels via
een soort zelfhulp principe een bestaan konden op
bouwen. Zwemer vindt het niet terecht te stellen dat de
kleine industrieën in Zeeland zoals de vele calicotwe
verijen een mislukking waren. 'Deze bedrijven hebben
indertijd duizenden mensen van werk voorzien en dat
telt ook, niet alleen het succes op lange termijn.'
Er was echter geen redden aan volgens de journalist
van de Vlissingse Courant Frederik van Sorge, want in
36 Ze euws Tijdschrift 2016 1
een groot deel van Europa heerste armoede bij de werk
man, verdween een deel van de middenstand door de
zich ontwikkelende industrialisatie en ging het slechts
een handjevol rijken voor de wind. Innovatie was zeker
geen positief toverwoord zoals tegenwoordig. Het be
tekende veelal het overbodig worden van arbeidskrach
ten en overproductie. Migratie was lang een middel
om aan armoede en overbodigheid te ontsnappen.
Van Sorge begreep dat het elders waarschijnlijk niet
beter zou gaan. De industrieel zou daar de werklieden
opnieuw brodeloos maken. Ook daar zou mechanisatie
voortschrijden en zouden grote sociale verschillen de
werkman het onderspit laten delven. Van Sorge vond
dat de overheid moest reguleren en er voor zorgen dat
de vrije mededinging aan banden werd gelegd om
grote werkloosheid en honger te voorkomen.
Centrum en periferie
Het raadsel Zeeland zoals Van den Broeke het noemt,
en dan met name Vlissingen waar door de eeuwen
heen zoveel kansen lagen, kan niet zonder meer opge
lost worden. De factoren die hierbij een rol spelen zijn
de perifere ligging van Zeeland en Vlissingen, vooral
de complexe relatie tussen infrastructuur en economi
sche ontwikkeling, waarbij de industrie en de mens
soms bij verbeterde vervoersmogelijkheden juist weg
trekken en niet te vergeten de mentaliteit. Innovatie
werd ook vaak juist door niet-Zeeuwen in gang gezet.
Chemische fabriek Hoechst Holland in aanbouw in Vlissingen-Oost,
1967. Fotocollectie Gemeentearchief Vlissingen; Foto Dert.
Paesie merkt op dat de politieke structuur na de
Franse tijd drastisch verandert, de Republiek als gede
centraliseerde staat heeft afgedaan. Dat had negatieve
gevolgen voor de ondernemers. In gouden tijden voor
Zeeuwse ondernemers was het bestuur decentraal en
kon meer meebewegen met de lokale situatie. Andere
factoren die in de discussie naar voren kwamen zijn de
politiek en de aan- of afwezigheid van hoger onderwijs.
Dat laatste is nog steeds een belangrijk punt zoals
blijkt uit de stimulans die van het bloeiende Zeeuwse
hoger onderwijs op het Vlissingse ondernemers
klimaat uitgaat.
Scheldepoort, de reparatiewerf van Damen Shipyards in Vlissingen-Oost, 2007. Fotocollectie Gemeentearchief Vlissingen; foto Henk Nagelhout
37 Zeeuws Tijdschrift 2016 1