tekst Mario Molegraaf EN Hans Verhagen, omslagfoto van de bundel Rozen en motoren (1963) 56 Zeeuws Tijdschrift 2016 1 Als je er goed over nadenkt, begrijp je er niets van. Dat geldt voor de beste poëzie, poëzie als die van Hans Verhagen, de enige in Zeeland geboren schrijver die (in 2009) zijn oeuvre met de P.C. Hooftprijs zag bekroond. Poëzie als een pincode zonder pasje, als een sleutel zonder slot. In die positie verkeren wij lezers vaak, maar we weten ook hoe het er voorstaat met deze dichter. Hij zei het mooi in een gedicht uit de bundel Moeder is een rover (2004): Ik maakte de vergissing om te denken waardoor ik het spoor bijster raakte Ik liep verloren in een doolhof die doodliep Ik beging vergissing op vergissing Het waren de vergissingen waarmee ik furore maakte Duidelijke woorden, zo lijkt het, vergissen is goed. Tot je zo onverstandig bent stil te staan bij het denken van de dichter. Dan raak je ook als lezer verloren in een doolhof: juist het denken is de vergissing, waardoor we achterblijven met een bewering die zichzelf uitwist. Verhagen had het in Quasi-kamikaze (2002) nog mooi er gezegd: Zelfreflectie is niet wat wordt nagestreefd, ontdrifting is. Niets wordt nooit iets zonder. Laat nu niemand weten, in elk geval Mario Molegraaf én de Dikke Van Dale niet, wat 'ontdrifting' bete kent. Om de verwarring volledig te maken is daar de slotregel, daar staat niet het logische 'niets wordt ooit iets' maar de wegtoverformule 'niets wordt nooit iets'. Verhagen zei het 't allermooist in een gedicht 'Ik ben de maker' (die titel wordt in regel één trouwens al onderuit gehaald, want we lezen daar 'ik ben de maker niet', maar dit tussen haakjes) uit Autoriteit van de emotie (1992): Een dichter heeft geen tijd voor poëzie. Bovendien, ik ben je moeder niet. Daarmee weten we niets en daarmee weten we alles, ook al omdat de maker in ditzelfde gedicht een béétje toeschietelijker is. We moeten een verschil maken tussen de persoon en de poëzie, tussen gedicht en dichter. Die is weliswaar 'de vertolker van het leven,/ maar zelf leven doe ik liever niet.' Ofwel: 'van elke tedere connectie ontdaan sta ik/ totaal ter beschikking van wat zich tot mij richt'. Weer een tergende tegen strijdigheid: Hans Verhagen, de modernste dichter van allemaal, huldigt de alleroudste opvatting over het dichterschap. Namelijk dat de dichter het niet van zichzelf heeft, maar van iets wat zich tot hem richt. De dichter als middelaar, tussen ons en ja, wat eigenlijk? De dichter als luik tussen onze wereld en - opnieuw moet je ongemakkelijk zwijgen. Verhagen zwijgt niet. Er mag dan geen god in zijn werk zijn, hij noemt zichzelf onbekommerd een 'luchtmens'. Hij is gul met grote woorden als 'eeuwig' en 'eeuwigheid', om die ook weer te relativeren. En poëzie ligt bij hem onbeschaamd dicht bij profetie. Automatische profeet noemde hij een boek uit 2009 waarin Moeder is een rover, Draak (2006) en Zwarte gaten (2008) zijn bijeen gebracht. Hij zet in de eerste regels de toon: Die het kwade spreken krijgen steeds meer te vertellen In dit ondermaanse licht ontleend aan schaduwen Een kruising tussen Oude Testament en 21e eeuw. Je moet als dichter maar het lef hebben. Juist om dat lef wordt Verhagen tegenwoordig zo bewonderd. De veranderende en veranderlijke kijk van anderen op zijn werk is een verhaal op zich. Maar wat voor de lezer een paradox, een confrontatie, een conflict lijkt, is voor de dichter helemaal geen paradox, confrontatie, con flict. Van begin af aan bestaat het voor hem allemaal naast elkaar. Rozen en motoren heette de bundel uit 1963 waarmee hij voor het eerst furore maakte. Of hij schreef over 'het neon van de maan'. Bij rozen en maan denk je aan warme en onbeteugelde romantiek. De wereld van motoren en neon is juist strak en koel. Voor Verhagen is er geen verschil. Wie begrijpt dat? Niemand natuurlijk. 57 Zeeuws Tijdschrift 2016 1

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2016 | | pagina 29