Of wacht eens, iedereen die over de boulevard van
Vlissingen loopt, de stad van Hans Verhagen. 'Het
was in de jaren 39,/ het begin van onze jaartelling,' zo
dichtte hij zelf. 'Vlissingen, 3 Maart 1939. Boulevard
Bankert 16,' volgens de geboorteadvertentie. In deze
omgeving is het ineens onontkoombaar, misschien
niet meteen het samengaan van rozen en motoren,
maar op het juiste uur wel de combinatie van neon en
maan, en altijd het huwelijk van de zee en de centrale.
Hier zie je ze tegelijk, de onvergankelijke natuurkracht
en de maaksels van de mens. Deze realiteit van con
trasten heeft Verhagen gevangen in zijn vroege poëzie,
poëzie die voor wie goed heeft gekeken vol Vlissingen
is, poëzie waarin de maan nog een beetje verder van
hemel naar aarde wordt getrokken:
Dock Shipyard. Engine Works. Het skelet v.d. zee.
drijft niet de maan
als een Philips hoogtezon
boven mijn zwaartekracht?
Heel soms, verloren in een tussenzin, schetst hij het
Zeeland van onze dromen, 'een fotogenieke herinne
ring' noemt hij het zelf:
- praten inslapen onder gedachten dronken van
duinwater,
een zeewering in meisjesruggen
van verschoten vlas; allerlei lichtzinnigheden -
Maar al snel gaan we naar het 'nieuwe Zeeland, zonder
religie', een Zeeland waarin geen onderscheid bestaat
tussen fabriek en duin, vloed en sluis. Hij kan de
Zeeuwse eilanden aldus beschrijven: 'Hoge voltvelden
door 1001/ amoureus getinte kabelleiding.' De toerist
deinst terug, maar ook de meeste dichters durven niet
zo naar het landschap te kijken. Zoals ze evenmin de
mens durven te bezien zoals hij. Het hart, romantisch
symbool en mechanisch orgaan tegelijk, beschrijft hij
enkele regels verderop als 'levensgeest met voorwiel
aandrijving'. De gemiddelde dichter zei ssst en psst,
waar Verhagen boemmm en rrrang zei.
Tot hij er, na welgeteld drie bundels, Rozen en motoren,
Sterren Cirkels Bellen (1968) en Duizenden zonsonder
gangen (1971), het zwijgen toe deed. Toen hij uitein
delijk weer van zich liet horen, in bundels als Kouwe
voeten (1983) en Autoriteit van de emotie, wilde bijna
niemand luisteren. Uitgeschreven en afgeschreven
leek hij. Van grote belofte tot afgedane zaak verklaard.
De ommekeer kwam met Quasi-kamikaze, en werd
bekrachtigd met de verzameluitgave Eeuwige vlam
(2003). Die term, zo toepasselijk voor een literaire
vulkaan die heftiger en luidruchtiger dan ooit weer tot
leven was gekomen, is ontleend aan 'Zonsondergang
'58', het gedicht waarmee zijn literaire loopbaan begon:
alles is vanzelfsprekend: vandaag een besneeuwde
eeuwige vlam,
morgen slaat je adem door de dijken heen.
Gewoonlijk is zo'n uitgave met iemands verzamelde
gedichten een soort literaire begrafenis, maar in dit
geval markeerde het een wederopstanding. Hans
Verhagen gold, door een ingrijpende omslag in het
poëtische klimaat, ineens als Messias van het mo
derne in plaats van als afgezant van het achterhaalde.
Gewoonlijk is de Nederlandse dichtkunst in de greep
van vallend blad en druppelende motregen, teken
ingetogen binnen de lijntjes. Maar een of twee keer per
eeuw zie je een tegenbeweging. De jongste daarvan
wordt gedragen door vele dichters en kent woordvoer
ders als Piet Gerbrandy en Ilja Leonard Pfeijffer. Kras
erop los, vinden zij. Ze willen gloeiende lavastromen,
windkracht dertien en vooral duisterheid. Precies wat
Verhagen gaf, met dit soort regels: 'Laat ons wijzen
van de hand het onomstotelijke gebaar/ en het onbe-
grepene tot norm ontvouwen.' Zo werd zijn werk van
doodlopende straat ineens een drukke kruising tussen
de uitbundige dichters van Vijftig en de uitbundige
dichters van vandaag.
Het zal Hans Verhagen niet interesseren. Een dich
ter die geen tijd heeft voor poëzie, heeft al helemaal
geen tijd voor literaire historie en literaire mode. Die
mode wisselt, hij bleef in al zijn veelzijdigheid eender.
Wanneer ik hem in één kenmerk moest vatten, zou dat
58 Zeeuws Tijdschrift 2016 1
zijn dat hij nooit tijd lijkt te hebben, iedere regel hijgt
van de haast. Wie heeft met zoveel drang, zoveel inzet
over het eigene geschreven, de liefde van zijn leven? En
wie heeft zo bewogen, zo gemeend over het algemene
geschreven, zijn wantrouwen jegens de wereld?
Jawel, een profeet, maar dan eindelijk eens een
profeet die het bij het rechte eind had. Zo voorspelde
hij lang geleden: 'Afstervende stappen, gaat de mens/
overwoekerd door communicatie,/ en baart opzienba
rend verder - op.' Ook een profeet die, vind ik, in eigen
land onvoldoende wordt geëerd. Zoals het een profeet
betaamt gaat hij met 'van droom en drift doortrilde
hand' altijd de hemel tegemoet 'om zijn naam te
kerven/ in de regenbogen.' Maar behalve op de hemel
blijft de blik altijd ook op de zee gericht. Zoals hij in
'Een zout gedicht' schreef:
Over mijn gescheurde mond jaagt de Noordzee,
het wier woekert in mijn oorschelp.
Altijd zal hij de dichter van 'Zeeuwse reportage'
blijven, de dichter van basalt en branding, de dichter
van Vlissingen. Een oeuvre lang varieert hij op het
bekende motto van zijn geboorteplaats: bruisend als
de branding. Denk niet na en laat je overspoelen. Word
nat, natter, en je begrijpt ineens alles.
59 Zeeuws Tijdschrift 2016 1