Suchan Kinoshita
Staubstelle 1996
tekst Frits de Coninck
Er zijn weinig aankopen voor de collectie sbkm/
Vleeshal die zo passen bij onze perceptie van de
Vleeshal. Er kan bijna niet over deze indrukwekkende
ruimte geschreven of gesproken worden of het gaat
over de tijd. De tijd als een verbinding tussen toen en
nu, tussen de zestiende eeuw waarin deze hal voltooid
werd en de dag van vandaag. En in de tussentijd is
het gebouw een monument geworden, een relict van
een voorbije tijd dat door de beeldende kunst die erin
gepresenteerd wordt voortdurend naar de actualiteit
getrokken wordt.
In de Vleeshal is de tijd vlottend. Ruimte en tijd,
dat is waar Staubstelle over gaat. Zoals het in het werk
van Suchan Kinoshita in wezen over weinig anders
gaat dan over ruimte en tijd. De twee coördinaten
26 Zeeuws Tijdschrift 2016 3
die ons, mensen, binden aan de wereld en het le
ven. Waar zijn we, wanneer zijn we? Die existentiële
vragen brengt Kinoshita terug naar het niveau van het
individu. Haar installaties geven geen allesomvattende
antwoorden, bieden geen voor iedereen en altijd geldi
ge vergezichten. Een werk als Staubstelle ontvouwt zich
juist op die plaats en op dat ene moment waarop de
kijker het ziet en zich ertoe verhoudt en zich afvraagt
waar hij of zij nu precies naar kijkt. Als het nieuws
gierige oog langs al die losse dingen glijdt, is het alsof
er een boek open gaat dat de kijker aan het denken zet,
over tijd en ruimte.
Suchan Kinoshita heeft Staubstelle in 1995 ge
maakt en geëxposeerd in de Vleeshal. Een snelle,
vroege aankoop die in diverse andere presentaties van
Kinoshita elders te zien is geweest, en altijd aangepast
aan de ruimte waarin de installatie op dat moment
bestond. Het werk ziet eruit als een werkplaats, in
de letterlijke zin van het woord. Een laboratorium
waarin de dingen bezig te zijn te ontstaan, te ver
anderen, in een richting die nog helemaal niet vast
schijnt te liggen, laat staan zichtbaar is. Je zou dat
een modus operandi kunnen noemen. Wat we zien,
zijn dingen die ogenschijnlijk willekeurig uitgestald
liggen op stellingen die in een werkplaats thuis horen.
Onaanzienlijke, alledaagse dingen, heel gewoon en
heel dichtbij. Een bolletje wol, plastic tasjes gevuld met
onduidelijke dingen, gevulde stofzuigerzakken, een
vergrootglas, stukken plastic, elastiekjes, enzovoort.
Het geheel is een open stelling waarvan de delen op
hun plaats worden gehouden met lijmtangen. En alles
schaars verlicht.
Alles heeft hier met tijd te maken, en daarmee ook
met deze plaats. Dat onooglijke bolletje wol bijvoor
beeld, waarvan de uitgetrokken draad ooit een trui
geweest kan zijn en nu stil ligt te wachten om via het
breiwerk een nieuwe, andere gedaante te krijgen.
Misschien morgen. Of de lijmtang die een proviso
rische functie heeft, die een tussentijd uitdrukt, een
korte tijd tussen plan en constructie, tussen niks en
alles. Tijdelijk en vooral vergankelijk. Zoals alles in
Staubstelle tijdelijk is, letterlijk en figuurlijk. Het is een
uitstalkast van onvermijdelijke vergankelijkheid die
ons allen aangaat.
Bijzonder aan Staubstelle is de rol van de kijker. De
installatie vertelt geen logisch of rationeel verhaal, ze
is ook geen symbool van dood en vergankelijkheid.
De installatie is een beleving die een actieve rol van de
kijker veronderstelt. Het proces, de modus operandi,
voltrekt zich in ons, en ik bedoel niet de mensen in het
algemeen maar alleen de kijker/beschouwer die op dat
moment in die ruimte is. In al het werk van Kinoshita
is alles gericht op een actieve beleving. Ze creëert
eigenlijk een theater waarin je als kijker langzaam
maar zeker een rol gaat spelen. Zo wordt er een web
gesponnen waarin de dingen een betekenis krijgen
en waarin de tijd en de ruimte een ervaring worden.
Van buiten naar binnen, van statisch naar dynamisch,
van concreet naar abstract. Niet alleen van de instal
latie zelf, maar toen (in 1996) dus ook van die aloude
Vleeshal die zo veel tijd heeft doorstaan.
27 Zeeuws Tijdschrift 2016 3