Job Koelewijn Vaarwel Spakenburg 1998
tekst Frits de Coninck
Marsman...tot ziens 1996
Het werk van Job Koelewijn (Spakenburg, 1962) zou
je kunnen omschrijven als een intensivering van een
beleving, met gebruikmaking van zoveel mogelijk
zintuigen. De beleving van een plek, een herinnering,
een idee.
In 1995 maakte hij een prachtige, hallucinerende
installatie in de Vleeshal. De vloer van die dominante
ruimte was volledig bedekt met spaghetti, in onge
kookte vorm uiteraard. Koelewijn had de stengels
keurig in het gelid gelegd. Hij had vijf grote geometri
sche vierkanten gevormd met een afmeting van zes
spaghettistengels lang. Elk vierkant had een lengte van
circa 1,5 meter. In het ene vierkant lagen de stengels
horizontaal, in het aangrenzende verticaal. Ongekookt
voedsel als vloerbedekking. Dit was een nieuw plavei
sel waarop het hoge licht dat in deze oude, gotische
zaal binnenvalt vrij spel had. Dat beweeglijke licht zet
te het voedsel in gloed, met alle denkbare nuances van
geel als een betoverend effect. De bezoekers mochten
er gewoon overheen lopen. De spaghetti verschoof, pa
tronen vielen uiteen, ennog verwarrenderde sten
gels braken. Je hoorde ze onder je voetzolen kraken,
je zag de vloer in beweging. Alle zintuigen werden
hier gemobiliseerd, ook de smaak via de kracht van de
associatie. Deze installatie was vanwege het kwetsbare
en dus zeer tijdelijke karakter niet te koop. Maar de
collectie SBKM/Vleeshal heeft wel twee andere werken
aangekocht van Job Koelewijn uit die beginjaren van
zijn kunstenaarschap.
Vaarwel Spakenburg uit 1994 is een installatie in
de vorm van een ijle muurtekening. Het is een idee
dat uitgevoerd kan worden volgens de bijgeleverde
beschrijving en een instructievideo. Het afscheid van
het streng gereformeerde Spakenburg, zijn geboorte
plaats, vertaalt hij in een metafoor van schoonmaken
en zuivering, zowel ethisch als esthetisch. De muur
tekening wordt namelijk uitgevoerd in ouderwetse
groene zeep waarvan de scherpe geur in elke (oudere)
Hollandse neus genesteld zit. Zeven kledingstukken
hangen aan de waslijn te drogen, een moment van rust
in die langdurige cyclus van dragen, vuil worden en de
reiniging in wasmachine.
Het idee van het schoonmaken sluit aan bij zijn
afstudeerproject in 1992. Het glazen paviljoen van de
Rietveldacademie liet hij door zijn moeder en tantes,
in Spakenburger dracht, grondig wassen en zemen.
Deze performance die hem meteen bekend maakte als
kunstenaar, toonde twee belangrijke aspecten die zijn
werk daarna kenmerken. Kunst is voor hem een idee
dat hij graag zoekt in de persoonlijke en concrete we
reld om hem heen. Het afscheid nemen en het rituele
reinigen bijvoorbeeld. Wat hem verder kenmerkt is het
gebruik van taal. Het spel met een begrip als schoon
maken is typisch Koelewijn. Hij verwijst natuurlijk
naar de Hollandse properheid maar 'schoon' heeft bij
hem ook de connotatie van kunst, zoals de Engelse
'fine arts', het Franse 'beaux arts' en uiteraard onze
oude 'schone kunsten'.
28 Zeeuws Tijdschrift 2016 3
Taligheid en het activeren van de zintuigen komen
samen in het andere werk van Job Koelewijn uit
de collectie. 'Marsman...tot ziens' uit 1995 is een
sneeuwwitte grafsteen van geconcentreerd talkpoeder
vermengd met gips. In klassieke letters staat het
woord 'vitality' erin te lezen, het lijkt bijna gebeiteld.
Hendrik Marsman (1899 - 1940) was als dichter
aanhanger van het vitalisme, een kort durende
literatuurstroming die uitdrukking wilde geven aan
de levensdrift en die intuïtie en instinct stelde boven
het abstracte en rationele. Koelewijn laat zich in zekere
zin door deze opvatting ook leiden. Voor Marsman
duurde het vitalisme maar kort. Al in 1933 nam hij er
afscheid van met de tekst 'De dood van het vitalisme'.
Wat bleef, was de poëzie, net als in het werk van
Job Koelewijn.
29 Zeeuws Tijdschrift 2016 3