van scheibogen onderschrijft de overeenkomsten tussen de scheibogen in Tholen en andere werken van Spoorwater.3 Dit onderzoek geeft nieuwe inzichten in de relatie tussen steenhouwers, bouwmeesters en groeve-exploitanten. Bij gebrek aan bouwrekeningen van het Thoolse stadhuis kan nader onderzoek naar de gebruikte natuursteen in de voorgevel wellicht leiden tot meer inzicht in wie werkelijk de bouwmeester was. 20 Zeeuws Tijdschrift 2016 4 Visuele inspectie leert dat deze gevel is opgebouwd uit een zandige kalksteen met daarin de nodige nummu- lieten (kleine ronde fossielen). De schone delen onder de gevelopeningen laten een wat groenige gloed ziet, terwijl grote stukken van de gevel een oker-bruinige kleur hebben als gevolg van het verwijderen van de verlaag tijdens de restauratie in de jaren dertig van de vorige eeuw. De blokhoogte varieert van 155 tot 240 mm, waarbij één op de drie lagen 195 mm hoog is. Deze vier kenmerken duiden erop dat we hier vermoe delijk te maken hebben met Ledesteen uit de buurt van Gent-Aalst.4 Door deze waarneming wijst de bouw heer-vinger iets minder in de richting van de familie Keldermans als bouwmeesters, omdat zij veelal de wittere en anders verwerende zandige kalksteen uit de omgeving van Brussel gebruikten voor hun bouwwer ken. Iets dat overigens ook van Spoorwater gezegd kan worden. Een ander opvallend aspect van de gevel is de grote homogeniteit in steensoort, profilering en maat en de bijna voegloos op elkaar aansluitende blokken steen. Zou dit kunnen wijzen op volledige prefabricage? Wanneer met deze invalshoek naar bekende tolreke- ningen gekeken zou worden, leidt dit misschien tot meer inzicht. Of is 1460 wellicht te vroeg als bouw jaar? Zo ja, dan komt Anthonie Keldermans weer in het vizier, of toch ook weer Evert Spoorwater die in de jaren zeventig van de vijftiende eeuw het stadhuis te Veere bouwde. Of moeten we de kaart Godevaert de Bosschere spelen, die in de periode 1464-1468 het stadhuis van Damme bouwde en die samen met Steven Elen natuursteen leverde voor de Sint-Bavo in Haarlem. Of heeft wellicht Gilles Pauwels, meester werkman van de Hertog van Bourgondië een rol ge speeld, zoals hij die ook in Middelburg speelde? Ledesteen van de voorgevel met links het oker-bruine patina en rechts een bijna niet verweerd oppervlak metlastig zichtbaarde kleine nummulieten. Foto: Wido Quist. Stenen kruisvenster van de begane grond met halfrond boogveld met driepasboog en wisselende blokhoogte in het omliggend muurwerk. Foto: Wido Quist. Het stadhuis in 1889, zonder noemenswaardige stoep aan de geschilderde gevel. De aankondigingen naast de entree zijn duidelijk zichtbaar evenals de oude deur, vensters, lantaarn, etc. Foto: Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 20208117. Het stadhuis in 2002; min of meer gelijk aan de huidige situatie en in grote lijnen nog gelijk aan de situatie vlak na de restauratie in 1957-1958. Foto: IJ. Th. Heins, Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 20352467. Restauratie Zo weinig we eigenlijk weten over de oudste geschie denis van het Stadhuis van Tholen, weten we eigenlijk ook van de jongste (verbouw)geschiedenis. Oud gemeentearchivaris Zuurdeeg beschrijft de ontwikke ling van het gebruik en de functionele veranderingen die het gebouw hierdoor ondergaan heeft, maar gaat nauwelijks in op het veranderde voorkomen van het stadhuis gedurende de negentiende en twintigste eeuw.5 Gelukkig zijn er meerdere foto's bekend uit het einde van de negentiende en het begin van de twintig ste eeuw die het nodige inzicht in de veranderingen verschaffen. Ook de tekeningen van restauratiearchitect H. van der Kloot-Meijburg en het opzichtersdagboek van M.J. Zweedijk met bijbehorende verrekeningen met de hoofdaannemer (Huurman uit Delft) maken het mogelijk om de restauratie van 1957 te reconstrueren.6 Archiefonderzoek leert dat deze restauratie eigenlijk een continuering of afronding was van een aantal ingrepen die al in de jaren dertig waren uitgevoerd, zoals het reinigen van de gevel en het wijzigen van de vensters en de hoofdentree. Door geldgebrek werd een totaalrestauratie pas mogelijk gemaakt ruim een decennium na het einde van de Tweede Wereldoorlog, maar aan de werkzaamheden lagen dezelfde uitgangs punten ten grondslag, vooral gericht op het bevre digen [van de] eischen van oudheidkunde en schilder achtig aanzien'.7 Hierdoor verdwenen bijvoorbeeld de negentien- de-eeuwse neogotische interieurbetimmeringen en vensters aan de achterzijde maar er verschenen ook ge beeldhouwde figuren als console onder de sleutelstuk ken van de moerbalken van de verdiepingsbalklaag 21 Zeeuws Tijdschrift 2016 4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2016 | | pagina 11