■Lt*?eats s e
1
I
I
-zJ'Ai.
1
gekregen
telkens
Hoedje
tuiltje
blauwe bloempjes terzijde.
- 10
ze
ook
na
weer
Groentensoep.
Hiervoor heeft men noodig: I liter bouillon,
groenten van het seizoen (worteltjes, bloemkool,
doperwten, postelein, schorseneeren, spruitjes,
enzoovöort), soepgroenten (selderij, peterselie,
kervel), 50 gram rijst
NUTTIGE WENKEN.
Een practische wijze om een kaars uit te
blazen is voorover te bukken en opwaarts te
blazen. De pit is dan onmiddellijk geschikt om
bij het aansteken weer flink op te vlammen
en de kaars druipt dan evenmin af.
Waterkaraffen kan men mooi helder schoon
maken met geest van zout, waarbij wat water
is gevoegd. Men schudt dit flink in de karaf, na
ir den hals een dikke prop papier gedaan te
hebben om het morsen tegen te gaan.
Voorwerpen van eikenhout worden donker, als
men ze op een volkomen donkere plaats zet, bij
een met geest van salmiak gevulde schaal. Na
een inwerking van verscheidene dagen hebben
de voorwerpen de gewenschte min of meer don
kere kleur gekregen.
Flatteuze japon, waarvan het corsage en de
bovenmouwen bestaan uit bedrukte foulardine
en de rok, benevens de gameering op het lijfje,
van roode wollen stof.
RECEPTEN.
Aardappelsoep.
Hiervoor heeft men noodig: 1 liter slappe
bouillon, 5 a 6 oude aardappelen, 2 preien, 25
gram boter, fijn gehakte peterselie, iets fijne
witte peper.
De bereiding geschiedt als volgt: De prei fijn
snijden en lichtbruin fruiten in de boter; dan de
geschilde aardappelen en den bouillon toevoe
gen en laten koken tot de eerste geheel gaar
zijn. Vervolgens de aardappelen door een zeef
wrijven, en alles met elkaar zachtjes laten door
koken tot de soep gebonden is. Ten slotte fijn
gehakte peterselie en wat fijne witte peper toe
voegen.
DE CYCLAMEN.
|~~*J loemen veraangenamen het leven, ver-
I sieren het huis met hun geuren, met hun
L_>X kleuren vooral. In het bijzonder in den
winter, als het buiten somber is en mistroostig.
Hoe vroolijken de bloemen de kamer dan niet
cp! 't Is of plotseling de zon is gaan schijnen,
als er bijvoorbeeld een bloeiende cyclamen voor
het venstex staat te prijken. Een cyclamen is
juist zoo'n prettige kamerplant, omdat zij in den
winter, wanneer andere bloemen duur en
schaarsch zijn, bloeit en heelemaal niet zoo
moeilijk te behandelen is, als men meestal meent;
met wat zorg is zij gemakkelijk over te houden.
De cyclamen is een, tot de sleutelbloemfamilie
behoorend bolgewas, dat afkomstig is uit Klein-
Azië, Griekenland, enzoovoort. Oorspronkelijk
heeft de plant witte bloemen, die ons doen
denken aan het dartelen van vlinders in den
zomer; de tuinbouw heeft er echter rose en
dieproode variëteiten van gewonnen, die haast
nog mooier zijn. De bladeren zijn zacht behaard
en niervormig en hebben aan den rand een
lichte, zilverachtige teekening.
Omstreeks dezen tijd is de cyclamen uitge
bloeid. Ze moet dan een tijdje rust hebben en
wordt daartoe in een lichte, koele kamer gezet,
waar ze weinig water krijgt. Deze rust mag onge
veer duren tot einde Mei, want dan beginnen de
nieuwe bladeren zich te ontwikkelen. We geven
dan weer meer water. Men lette er echter op.
Japon van zwart wollen crêpe met sluiting van
groote corozo knoopen op corsage en rok. De
blouse is van bedrukte crêpe de Chine.
De bereiding geschiedt als volgt: De groenten
van het seizoen met de rijst een half uur vóór
het opdoen in den bouillon laten meekoken. Van
de selderij, peterselie en kervel de blaadjes van
de stelen plukken en eveneens een half uur
mede koken, of wel ze fijnhakken en vlak voor
het opdoen aan de soep toevoegen. Op de laat
ste wijze blijft de groene kleur bewaard.
Variaties hierop kunnen gemaakt worden door
een andere groente te gebruiken, dus nu
weer eens selderij, dan weer peterselie of enkel
kervel; ook kan de rijst vervangen worden door
Siamsago, tapiocca of figuurvermicelli.
geen water op de knol te morsen, daar deze
door te veel vocht licht kan rotten! In het
jaar heeft de plant zijn vollen bladertooi
en tegen den winter vangt de bloei
opnieuw aan. We geven de plant dan volop
water, want ze mag volstrekt niet uitdrogen! Het
water moet op kamertemperatuur zijn en mag
vooral niet op den bol gemorst worden!
Wat de plaats van de cyclamen betreft:
mag niet te koud en niet te warm staan en
niet op een plaats, waar het tocht, of waar ze
van groote temperatuursveranderingen te lijden
heeft. Verpotten doet men het best omstreeks
half Mei.
Wie op deze manier haar cyclamen behandelt,
kan er vrij zeker van zijn, dat zij haar veilig
den zomer overhoudt en den volgenden winter
weer van de bloemenpracht genieten kan!
van
een
i a
L 1
b