1 s il I HOOFDSTUK V. aZ/ -mJ I 1 „Ja!" Af storm zullen krijgen?" Tommy Glover koestert argwaan. de j zee 1 l UIT DE SCHILDERACHTIGE OMGEVING VAN DRENTE S HOOFDSTAD. - IN HET MOOIE SCHRAGE S BOSCHJE. in zit, dat Stegg hem op zoo’n mooie manier aetn boord heeft gebracht. Hij is zoo tenger, zoo heerachtig. Doch misschien maakt de zee lucht wel een kerel van hem.” Green trok nadenkend aan zijn pijp. .Misschien,” zei hij toen knipoogend. „Wat heb je toch? Ik begrijp je niet goed vanavond!” riep de tweede stuurman uit. „Wat wil je eigenlijk zeggen?” „Niks!" „Ja, het is wel. Je wilt iets zeggen. Is het over dien jongen?” „Wat is het dan?" „Heb jij niet gezien, hoe de baas hem van avond heeft aangekeken? Ik wel! En hij keek nu niet bepaald, zooals een man kijkt naar den zoon van een vriend!" „Wat bedoel je?" riep de ander nieuws gierig. „Ik bedoel, dat hij naar hem keek, zooals je naar een meisje kijkt!" zei Green. Met groote oogen zag Tommy den eersten stuurman aan. Zijn gezicht leek wel een groot vraagteeken. „Allemachtig!" riep hij uit. „Zou het waar zijn? Een meisje! Die jon.... neen maar! Green, je hebt het goed gezien. Ik herinner me nu ook dingen, die mij zijn opgevallen. Haar manieren, haar stem. Kerel, ik ge loof, dat je gelijk hebt. Ik geloof, dat het waar is." Langzaam klopte hij zijn pijp op zijn hand uit; toen keek hij Green weer aan. „Een meisje!" zei hij opnieuw. „Een meisje aan boord van de Nelly Fawsett"!" De eerste stuurman knikte langzaam en na denkend. De dagen gingen eentonig voorbij, terwijl de „Nelly Fawsett” de wateren doorkliefde van de wijde zee, die als een onmetelijk gol vend watervlak om haar heen lag, onafzien baar van horizon tot horizon. Soms doemde er heel in de verte een vage streep op, een teeken dat daar land moest liggen, en dan was er altijd een bruine wijsvinger gereed om een kaap of een ander punt aan te wijzen aan Pat als zij over de verschansing der brug leunde en in de verte staarde. Het meisje droeg haar matrozencostuum nu reeds met meer gemak en met haar muts stevig op het hoofd gedrukt, trotseerde zij den wind terwijl zij met de wacht op de brug heen en weer liep. Op zekeren dag keek zij eens plotseling naar Seton, terwijl zij in een gesprek met hem gewikkeld was en zij merkte toen, hoe er een uitdrukking in zijn oogen was, terwijl hij haar aankeek, die haar hart van verrassing sneller deed kloppen Maar zij herinnerde zich, dat zij voor hem niet meer dan een jon gen beteekende, een jongen, die zonder vrien den en alleen was, en het vage, onaangename vermoeden, dat zij even gekoesterd had, ver dween even snel als het bij haar was opge komen. In deze dagen leerde zij ook talrijke din gen, die op het zeewezen betrekking hebben. Het was de tweede stuurman, Tommy Glover, die haar bijvoorbeeld leerde hoe zij op het compas moest kijken en een paar keer stond hij haar zelfs toe, het roer te hanteeren. Ook Green leerde haar verschillende zaken; vaak liepen zij samen op het dek in de luwte van de kaartenkamer en spraken lang en breed over de zee en de schepen, die hen passeerden. Afgescheiden daarvan bracht Pat haar dagen niet in ledigheid door, want zooals Seton haar lachend had gezegd, moest zij werken voor haar kost, en zooals zij lachend had geantwoord, wilde zij dit ook graag doen. Het was Patricia’s vierde dag aan boord. De officieren hadden het diner gebruikt en Green ging naar zijn hut om een paar uur te slapen. Glover zat aan den eenen kant van de tafel in den officierensalon te schrijven en Pat zat te lézen bij de kachel. Langzamerhand ging het gelijkmatig deinen van het schip over in een wild stampen en slingeren. Deuren begonnen onheilspellend te slaan en af en toe hoorde men het gerinkel van glas. Glover keek op, „Ik geloof, dat we een prettigen nacht te gemoet gaan, Pat," zei hij. „Bedoel je, dat we vroeg het meisje. „Nou, een storm weet ik niet direct, maar in ieder geval zal het wel flink gaan waaien. Je kunt den wind trouwens al hooren. Voor den ouwe zal er onder die omstandigheden wel niet veel van slapen komen.” „Waarom noem je hem toch den „ouwe"? Kapitein Seton is toch nog jong.” Glover grijnsde. „Ze noemen den kapitein altijd den „ouwe", op ieder schip. Dus jij vindt dat de kapitein nog jong is? Maar bet is anders een duivel van een kerel, hoor Dien heb je trouwens voor zoo n baantje wel noodig ook." „Voor zoo’n baantje?" herhaalde Pat. „Weet je het dan niet? We zitten vol oor- logs-contrabande. We zijn op deze boot net zoo veilig als in een kruitmagazijn. Ik wist het ook niet voor we op zee waren. Anders had ik me wel eens bedacht, eer ik meegegaan was. Luister eens naar den wind!" Dreigend gierde de wind door het wand en langs de masten, en de „Nelly Fawsett” lag soms heelemaal op één zijde, als was zij ver moeid en had zij niet meer de kracht zich tegen het geweld van den storm te verzetten. Dan scheen zij haar energie echter weer op eens terug te krijgen en richtte zij zich op, schuddend en krakend, dat het leek, alsof zij doormidden zou breken. „Is de kapitein nu alleen boven op brug?" vroeg Pat. „O, heb maar geen medelijden met hém! We zullen er later ook ons portie van krij gen, dus is het niet noodig om nu al naar boven te gaan," antwoordde Glover lachend. Toen leunde hij voorover over de tafel, keek haar aan en zei fluisterend: „Bovendien is het veel prettiger om hier alleen te zitten met jou.... juttrouw Pat!” Een minuut lang kon Patricia zich niet be wegen of spreken; ze voelde dat al het bloed uit haar wangen week. Toen wendde zij heel langzaam haar hoofd naar Glover en zei kalm: „Waar heb je het over?” Even leek het, alsof de tweede stuurman door de zelfbeheersching van Patricia twij felde. Hij keek haar met een zonderlingen blik aan en mompelde: „Niks, ouwe jongen. Het was maar een grapje!’ „Het is maar wat je een grapje noemt," zei Pat. Glover stond bij deze woorden van het meisje op en ging vlak voor haar staan. „Maar het is zóó, is het niet?" vroeg hij. „Je behoeft het trouwens niet te ontkennen,” vervolgde hij, een stap dichter naar haar toe doende, „want ik weet dat het waar is.” Hij boog zich voorover zoodat zijn gezicht heel dicht bij het hare was „Kom," fluisterde hij, „laten we goede vrienden zijn. Je bent een aardige meid en ik zou graag een zoen van je willen hebben. En ik zal er een van je heb ben ook, nu, op staanden voet!" Hij boog zich nog dieper voorover en wilde zijn armen om Pat’s middel slaan. Het meisje sprong op en deed een stap achteruit. Toen stak zij een hand in haar zak. „Achteruit!” riep zij met bevende stem en de tweede stuurman merkte tot zijn verras sing, dat hij van zeer dichtbij in den loop van een revolver keek. „Nou, jij neemt de zaken ook erg serieus op! Maar zeg eens, wat zou er gebeurd zijn als de kapitein het in mijn plaats had ge vraagd Patricia gaf hem geen antwoord. Ze verliet den salon en zocht haar eigen hut op. Bij het binnentreden viel haar blik op een oliejas en zuidwester, die aan de deur hingen. Zij trok de jas aan en zette den hoed op. Zij voelde dat zij, na het avontuur met Tommy Glover, er behoefte aan had den storm om haar gelaat te doen loeien ten einde de onaangename ge dachten, die haar hoofd vervulden, er te laten uitwaaien. De storm en. Lawrence Seton! (Wordt vervolgd.)

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1929 | | pagina 4