r i I- N I f Id Lhi kb de kamer die gisteren mee een ill HUMOR. Mevrouw: „Wie was die man, bij je in de keuken was?” Het meisje: „Mijn broer, mevrouw. Mevrouw: „Hoe heet hij?” Het meisje: „EhHarry, geloof ik!" De twee reizigers raakten in gesprek. De een gaf den ander zijn courant, liet hem op steken en bood hem zelfs wat te drinken aan in den restauratiewagen. Zij moesten allebei naar dezelfde stad en de reiziger, die zoo veel belang in den ander stelde, hield niet op, of deze moest mee gaan naar zijn huis. Dit verbaasde den ander nu toch wel heel erg en hij vroeg waaraan hij die buitengewone beminnelijkheid te danken had. Het antwoord verbaasde hem echter nóg meer: „Mijn vrouw zegt altijd, dat ik de leelijkste man van de wereld ben, maar nou zou ik toch wel eens willen, dat ze u zag." De gasten waren vertrokken. Mijnheer Hammer maakte zich gereed naar bed te gaan. Hij ontkleedde zich langzaam, nog genietend van de sensatie, die hij met zijn steen had verwekt. Bij zijn bed stond een tafeltje met een glas water. Daarin legde hij des nachts zijn valsch gebit. Maar een goed opmerker zou hebben gezien, hoe hij er, behalve zijn gebit, ook nog iets anders in deed: iets, dat schitterde en fonkelde als vuur „Goeden nacht, Gioconda," zei hij er tegen, toen de steen in het water viel. Dien nacht en alle toekomstige nachten sliep mijnheer Hammer zoo gerust als iemand, die niets te verliezen heeft. Want welke inbreker zou een fortuin zoeken in een glas water als er ergens in huis een vijfdubbele, Amerikaansche safe is? Niet één immers een nummersXoï. Die moeten precies cor- respondeeren, anders is ze met geen mo gelijkheid te openen.” Hij boog zich voorover en plaatste de sloten in den juisten stand. De zware, mas- sief-stalen deur zwaaide open ende verbaasde hêeren zagen nog een stalen deur. De minister glimlachte. „Ik zie het al, mijnheer Hammer," zei hij, „u is een voor zichtig man." De aangesprokene boog gestreeld. „Ik zal u niet vervelen, door ook deze deur weer te openen,” zei hij, „die ook weer een dubbel combinatieslot heeft, dat weer an ders moet worden gesteld dan de twee eer ste. Maar achter deze deur is er nog een en dan nog een, en dan komt men pas*in de safe. „Dus met het eikenhouten paneel een vijfdubbele deur?" vroeg er lachend. „Juist,” zei mijnheer Hammer. „Nu, dan is de Gioconda-diamant veilig genoeg opgeborgen,” zei een van de ver zamelaars. „In ieder geval hóóp ik het." „De diamant zal mij niet veel slaap kos ten," beweerde miinheer Hammer. „De meest geroutineerde inbreker ziet geen kans in één nacht door vier zulke dikke stalen deuren te komen, gesteld dan al, dat hij de safe wist te ontdekken. DE SAFE. II ijnheer Hammer had zijn gasten 1V1 ju*st verteld, hoe hij in het bezit van den Gioconda-diamant geko men was. Thans leunde hij behaaglijk ach terover, genietend van de spanning, die hij bij zijn toehoorders had gewekt. Aan zijn tafel zaten twee bankiers van wereldberoemdheid, vier minstens even bekende industrieelen, verscheidene ver maarde verzamelaars en last but not least een oud-minister. Zij allen hadden gaarne zijn uitnoodi- ging om bij hem te komen dineeren en den Gioconda-diamant te bezichtigen, aange nomen en nu verbeidden zij met slecht verholen ongeduld het oogenblik, waarop hun gastheer den steen zou laten zien. Uit het verhaal, dat hij zooeven gedaan had, was hun gebleken, dat een bende misdadigers reeds getracht had in het be zit- van het kostbare kleinood te komen, toen dit nog in het bezit van den vorigen eigenaar was, en daarin bijna was ge slaagd. Hun nieuwsgierigheid werd nog vergroot door de omstandigheid, dat de vorige eigenaar genoodzaakt was geweest, een van de boeven neer te schieten. Mijnheer Hammer nipte van zijn koffie: het was een goede tactiek om zoo lang mo gelijk te wachten, eer hij hun den steen zou laten zien, vond hij. Dat verhoogde de spanning. Uiterlijk volkomen kalm, al was hij minstens even opgewonden als zijn gasten, zette hij het fijne porceleinen kopje neer en begon opnieuw aan zijn ha vanna te trekken. Zooals gezegd, was hij minstens even on geduldig als zijn vrienden. Niet om den steen zelf, maar omdat hij hoopte, dat het bezit ervan zijn naam als een der grootste edelsteen-verzamelaars thans definitief zou vestigen. „Zullen we naar mijn studeerkamer gaan?” vroeg hij ten slotte. „Of hebben de heeren liever, dat ik den Gioconda-steen hier laat zien?" Turns, een van de andere verzamelaars, antwoordde voor allen toen hij zei: „Als het niet te lastig voor je is, zullen we maar hier blijven. We zitten hier goed. Niet waar, heeren?" De andere gasten gaven hun instemming met deze woorden te kennen. Toen stak mijnheer Hammer zijn vin gers in zijn vestjeszak en haalde er een prachtig geslepen steen uit te voorschijn, zoo groot als een duivenei. „Dit is de Gioconda, mijnheer," zei hij, den diamant overhandigend aan den oud- minister, die aan de tafel de eeréplaats innam. Gedurende het eerstvolgende halfuur werd mijnheer Hammers trots meer ge streeld dan in zijn gansche tot dan toe toch inderdaad zeer succesvol leven ooit het geval was geweest. Er was niemand onder de aanwezigen, die zijn ontroering geheel en al wist te verbergen zoodra hij den steen, die een kolossaal vermogen waard was, in zijn hand voelde liggen. En niemand was er, die zijn stem nog volko men beheerschte, zoodra hij voor den eer sten keer zijn bewondering uitte. Mijnheel Hammer was meer dan voldaan. Het geld, dat hij had moeten uitgeven om den steen in zijn bezit te krijgen, was wel besteed geweest. Hij was er met één slag door in de rijen der groote verzamelaars geplaatst. Nu de steen, nadat allen hem be zien hadden, weer in de hand van den oud- minister lag, leek hij wel een stuk vuur, dat vlammen uitstraalde in alle kleuren van den regenboog. „Ik wensch u van harte geluk, mijn heer," zei de staatsman hoffelijk. ,^Er zullen verscheidene menschen zijn, die hun ziel voor dezen steen zouden willen geven." Met een zucht nam mijnheer Hammer den steen van den minister aan en stak hem weer in zijn zak. „Er is altijd iets geheimzinnigs aan kost bare steenen,” zei een van de industriee len, verwoed aan zijn sigaar trekkend. „Deze heeft tot nu toe maar een korte ge schiedenis; ik ben wel benieuwd, wat de toekomst voor hem verborgen houdt, mijn heer Hammer." „Ik zou tien jaar van mijn leven willen geven om hem te bezitten," merkte een der verzamelaars op. „En tochvoeg de hij eraan toe, „ik weet niet, maar. ik zou misschien bang zijn." „Toen ik hem eenmaal in mijn huis had, was ik niet bang meer,” zei mijnheer Hammer. „Daarmee wil je zeker zeggen, dat je een goede safe hebt," merkte Turns op. „Maar vergeet niet, dat de safe, die niet geforceerd kan worden,.nog moet worden gemaakt," voegde hij eraan toe. „Nu, gaat u dan eens mee om de mijne te zien, heeren,” noodigdé de gastheer hen uit. De heeren, nog steeds onder den indruk van het fortuin, dat zij in zoo n beknopten vorm in hun handen hadden gehad, volg den Hammer naar zijn studeerkamer, die een langwerpig, karig gemeubeld vertrek bleek te zijn. De eikenhouten betimmering langs de muren, waarin het electrisch licht glanzend weerkaatste, gaf aan een kil, ongezellig uiterlijk. „De safe is hier," zei mijnheer Hammer laconiek. „Indien een van de heeren zou willen probeeren ze te ontdekken, heeft hij mijn toestemming, hoor," voegde hij er glimlachend aan toe, terwijl hij met zijn hand e<uitnoodigend gebaar maakte. De gasten schudden echter hun hoofd. Geen der wanden vertoonde ook maar de geringste afwijking, waaruit men zou kun nen afleiden, dat de safe er achter verbor gen was. Mijnheer Hammer lachte. Hij deed een paar stappen naar voren, drukte met een vinger op een der paneelen, schoof dit terzijde en een enorme safe werd zicht baar. „De laatste Amerikaansche vinding," verklaarde hij, tegen de stalen deur klop pen. „Uitmuntend staal, bestand tegen alle moderne inbrekerswerktuigen. Maar ik geloof niet, dat u nog erg overtuigd is van de veiligheid van mijn steen, is het wel, mijnheer Turns?” vroeg hij, zich tot den aangesprokene wendend. „Ik moet u ech ter nog vertellen, heeren, dat de safe een dubbel combinatie-slot heeft, een woord- en I Cl I V I F B

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1929 | | pagina 16