I VOOR DE JEUGD ^53 Wat ik pels op zijn voorhoofd parelde. En hij zag werkelijk een beetje bleek, toen hij na eenigen tijd van moeizaam denken en groote inspanning neerschreef: „Ik feliciteer u van harte, en hoop, dat u blijft gezond. En dat u vreugde, en geen smart, moogt hebben op dit wereldrond." Dat vond hij nu een goed en een mooi gedicht! Hij slaakte een diepen zucht zooals alle dichters doen, als zij een vers beëindigd hebben en er tevreden (of niét tevreden) over zijn. Met groote, mooie en regelmatige letters schreef hij het ge dicht op een velletje hemelsblauw post papier, dat hij voor een gedeelte van zijn zakgeld gekocht had in den winkel, die vlak tegenover het huis was waarin hij met zijn vader en moeder en zijn ver dere familie tijdelijk woonde. „Zus!" riep hij stralend van vreugde en geluk, nadat hij met krullende letters zijn naam onder het vers gezet had, „if ben klaar! Maar toch heb ik mij hel dichten veel gemakkelijker voorgesteld hoor," bekende hij eerlijk en een beetjf kleintjes. „Het is echtgevangeniswerk Als ik niet vast overtuigd was, dat mei de aanleg in zich hebben moet, zou ik nof gaan gelooven, dat de tijd het langza merhand en pas na veel oefening zoi brengen. Maar hoe dan ook: dat ik ooi een echte dichter worden zal, geloof il nooit!" Dat „oom" zijn gedicht echter op prij stelde en den mooien cactus waar hi een groot verzamelaar van was even eens, behoef ik jullie wel niet te vertel len. Hij begreep hoeveel moeite het Ja gekost moest hebben het vers te make en het deed hem genoegen dat de jonge dat voor hem had overgehad! TOEN JAN AAN HET DICHTEN GING... A4°rgen °°m iar*£' ze‘ Jan en hij JVV was n*et we’n‘Ê trotsch, dat hij dit te weten was gekomen. (Om misverstand te vermijden, wil ik jullie direct even vertellen, dat Jans oom eigen lijk geen „oom" van hem was: het was een heer, dien zij in het dorpje-aan-zee, waar zij hun vacantie doorbrachten, had den leeren kennen en dien zij „oom noemden, omdat hij zoo erg vriendelijk en hartelijk met hen omging!) „Ja," vertelde hij zijn oudste zuster, „ik heb hem namelijk eenvoudig gevraagd, wat „verjaardag” in het Engelsch was. Toen hij lachend antwoordde „birthday”, vroeg ik hem direct: „When is your birth day?" (Wanneer bent u jarig?) „To-mor- row," (morgen) antwoordde hij zonder er bij na te denken en toen heb ik be loofd, hem een cadeautje te zullen geven. Dat vond-ie natuurlijk leuk. Maar denk je eens in, zus, hij zei, dat hij alleen maar iets wilde hebben, wat ik zelf zou hebben gemaakt! En nu heb ik gedacht, dat het wel leuk zou zijn hem door een zelfge maakt gedicht te verrassen, w; hem dan een i- plant kan aanbieden. Hoe vind je dat? Ik ga direct maar beginnen en Pegasus, het dichterpaard, bestijgen!" niemand tippen! „Hart" dat is iets moois en zooals oom zelf zegt het kostbaarste, wat er op aarde bestaat. „Leef" komt van het woord „leven", en het leven is vreeselijk gewichtig voor alle menschen. En „smart" en „zweef" klinkt allebei zoo gevoelig, zoo verheven, dat men zich nau welijks mooiere woorden denken kan. Vooral dat zweven doet iemand denken aan het wegzweven van de aarde, de he melruimte in, waar geen smart, geen angst en geen zorgen meer kwellen kun nen.... Neen, het moet nu beslist een heerlijk gedicht worden...." Ijverig likte hij nog eens aan zijn pot lood (wat eigenlijk streng verboden is), dacht ingespannen na en schreef toen neer: „Mijn gelukwensch komt regelrecht van mijn hart; „Ik hoop, dat ge bij mij zult blijven, zoo lang ik leef; Dat ge nooit of nimmer gekweld moogt worden door smart; u toewensch is: zweef omhoog; zweef! zweef!" Het gedicht klonk hem wel aangenaam aarbij ik in de ooren, maar de beteekenis, de in- mooien cactus of een andere houd ervan leek hem weer niet zoo geheel en al te voldoen aan de eischen, die ge aan een goed gedicht moogt stellen. Dat dichten was toch heusch geen gemak- Zoo gezegd, zoo gedaan! Zus moest pa- kelijk werkje, hoor! In zijn moedeloos- pier en een potlood leenen en onze kleine heid was hij er bijna toe overgegaan zijn dichter liet zelfs zijn gewone avondbe- oudere zuster om raad te vragen. Maar zoek bij „oom" op het strand afzeggen, neen, dat zou hij toch maar liever niét omdat hij, zooals hij geheimzinnig en ge- doen! Hij had oom immers beloofd hem wichtigdoend aan zijn zus verzocht te iets te zullen geven, wat hij geheel alleen willen zeggen, dien avond „bezet" was! had gemaakt en men moet zijn woord Daarna zette onze Jan zich heel ern- houden. Maar weer aan den arbeid dus! stig* aan tafel, streek de dikke lok haar. Doch het was zoo vreeselijk moeilijk, die op zijn voorhoofd hing, weg en zoog dat het zweet hem weldra in groote drop en knabbelde zoo lang op zijn potlood, dat zijn spaarzaam aangelegde zuster bang was, dat er niets van zou overblij ven. Eindelijk scheen hij echter uit zijn gepeins te ontwaken. Hij veerde overeind en schreef „Ik wil u heden gaarne dichten voor uw verjaardag een gedicht. Mij drongen daartoe heerlijke plichten Maar eerlijk: het viel me niet licht!" Toen Jan zijn vers nog eens overlas, dacht hij: „De gedachte, die erin zit, is wel goed, maarmaarik geloof toch, dat „dichten van een gedicht" niet zoo erg mooi klinkt. Hoe kan ik dat echter veranderen? Het is juist, want een gedicht wordt nu eenmaal gedicht; maar het klinkt niet mooi, dat is vast! En het moet een mooi gedicht zijn, waarmee ik hem verrassen wil! Ik zal maar weer eens opnieuw beginnen. Misschien doen echte dichters zóó, dat zij eerst de rijmwoor den opschrijven? Dan gaat het dichten waarschijnlijk veel gemakkelijker! En snel besloten, schreef hij de volgende rijmwoorden op: Hart, leef, smart, zweef. ,.Ha," dacht hij, „aan dat rijm kan s N S s s s s s s EEN AARDIG KIJKJE IN HET DIERENPARK VAN HAGENBECK TE STELLINGEN B HAMBURG (D.), waar de dieren meer nog dan in onze dierentuinen in een hun passende on geving verblijven. Op onze foto ziet ge een Zeeolifant met een aantal Pinguïnen, de zonde linge vogels, die slechts aan de Zuidpool aangetroffen worden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1929 | | pagina 18