a r" 1 I a i r.d F r ft IJh'- stond op. Hij stak en dienst en houd ik (Wordt vervolgd.) in de wit met T glim- dezen u binnen- I keerde zich om. deur. Haar hart bloedde stond daar verslagen schouders: een toonbeeld zijn volk buiten voor wat verlang je mij? Houd je zoo weinig van mij, hij vriendelijk. „Ik zal zorgen, dat komt!” In onsamenhangende woorden betuigde Se ton hem zijn dank en strompelde daarna als een beschonkene het paleis uit.... De koele nachtlucht bracht hem na eenige oogenblikken weer een weinig tot zichzelf. de trap ontmoette zij een der prins Karri, die een diepe haar maakte. Karri liet haar los en zijn hand naar haar uit. „Ik vroeg, of je blijven wilde, Pat.Ik vraag je, koningin van Valacia te worden. mijn vrouw te willen zijn!" Patricia sprong nu ook op. Met haar armen weerde zij hem af; haar oogen staarden hem aan en er was angst in te lezen. „0, neen! Neen!” smeekte zij. „Ik houd zooveel van je, Pat,” zei hij eenvoudig. „Je wilt me hier toch niet alleen laten?" Zijn stem klonk schor. Plotseling borg zij haar gezicht in heur handen en begon te snikken. „Vergeef me, vergeef me," smeekte zij, „maar ik houd niet van je! Althans niet zóó, niet op die ma nier. Er viel een stilte in het vertrek, een wan hopige, volkomen stilte. Het leven buiten, voor het paleis, werd steeds luider. Muziek- klanken mengden zich nu ook door het ge juich der menschen. Toen prins Karri opnieuw begon te spre ken, klonk zijn stem als van een vermoeiden, gebroken man. „Is er iemand anders, Pat?" vroeg hij langzaam. Het meisje knikte zwijgend. De prins haalde diep adem. Het deed pijn, te weten, dat er een ander was. „Wacht hij in Engeland op je?" „Neen," antwoordde Patricia, „hij wacht hier in Khamstadt op mij, in de kleine wapenkamer aan de andere zijde van de gang. Vanmorgen heb ik een briefje van hem gekregen. O, vergeef me, Karri, vergeef het me! Ik kan er niets aan doen!” Ze stak haar handen smeekend naar hem uit en de prins greep ze om ze tegen zijn gezicht te drukken. „Er is niets te vergeven," zei hij treurig. „We kunnen elkaar slechts vaarwel zeggen en het beste wenschen! Vaarwel, Patricia! Wordt gelukkig!" Hij liet plotseling haar handen los en Pat liep aarzelend naar de om hem, want hij met neerhangende van ellende, terwijl hem juichte.... Terwijl Patricia langzaam haar hand schoenen aantrok, liep zij nadenkend de breede wit-marmeren trap in het paleis af. De zon scheen door de vensters van gekleurd glas en zij hoorde de ruischende klanken van het orgel in de kapel, waar de leden van de hofhouding juist voor een dienst bijeen gekomen waren. Beneden aan officieren van buiging voor „Goeden morgen, baron," zei ze lachend. „Voelt ge u niet trotsch op morgen, nu 'de prins tot koning zal worden gekroond van een land als Valacia?” „Wij voelen ons trotscher en gelukk’ger dan hijzelf, miss Cannister,” antwoordde de man. „Trotsch zijn we echter ook op u, die zoo moedig uw lot weet te dragen! Wij zijn er allen erg blij om, met u kennis gemaakt te hebben!" „Het is erg aardig van u om dat te zeg gen, Baron, maar misschien weegt mijn lot lang niet zoo zwaar op mij als u en de uwen wel schijnen te denken. Stellig weegt het niet zóó zwaar als de plicht, die op mij was komen rusten indien ik koningin was ge worden! In ieder geval voel ik mij vanmorgen zoo gelukkig als men zich slechts voelen kan. Maar misschien heeft u u op?" „Ik was juist op weg naar u, juffrouw! Ik heb een boodschap voor u van den prins!" „Voor mij?” riep Pat verwonderd uit. „Dat vind ik prettig. Ik vroeg mij al af, wanneer ik gelegenheid zou hebben om afscheid van hem te nemen." „Hij verzoekt u bij hem te willen komen in den kleinen witten salon!” Patricia volgde den officier door de groote hall en samen betraden zij de wit-gelakte kamer waar zij eenigen tijd geleden voor het eerst door Vermulden was voorgesteld aan den prins. De prins, die gekleed was blauw afgezette uniform van de Valaciaan- sche Garde, keek verheugd op toen hij haar zag binnentreden. Onmiddellijk liep hij op haar toe en bracht haar hand voor een eer biedigen kus aan zijn lippen. „Wat aardig van u om direct te komen," zei hij, terwijl hun blikken elkaar ont moetten. „De prins heeft slechts te bevelen," zei ze glimlachend. Maar ze was zenuwachtiger dan eenige oogenblikken geleden, toen zij met den Baron beneden aan de trap had staan praten. Zich tot zijn adjudant wendend, verzocht de prins hem even de kamer te willen ver laten. Een oogenblik later bevond Patricia zich alleen met den man, die weldra koning zou zijn. „Patricia, wil je zoo goed zijn te gaan zitten?” vroeg hij, zich tot haar wendend. Patricia voelde zich, ofschoon ze niet wist waarom, opeens heel erg zenuwachtig en ge jaagd. Het geluid van de talrijke menschen, die voor het paleis stonden te wachten op de dingen, die komen zouden, drong tot hen door; de prinses, die geen prinses was, had men reeds half vergeten en men juichte nu al voor den nieuwen koning. Karri liep naar een der vensters, bleef een oogenblik naar buiten kijken en keerde toen weer terug tot Patricia. Eenige seconden keek hij haar vast in de oogen, toen knielde hij naast haar neer, greep haar hand drukte die stevig tegen zijn uniform. „Patricia, er was eens een ontevreden, be krompen jongeman, die dacht dat hij alles ter wereld doen kon en zóu, om een koninkrijk te veroveren, dat hij wenschte te bezitten. Hij had zelfs bijna goedgevonden, dat een onschuldig meisje gedood was ge worden om zijn doel te bereiken „Neen, neen; dat dacht hij slechts! Hij zou het nooit hebben goedgevonden als het wer kelijk had moeten gebeuren. Daar ken ik hem veel te goed voor!" riep Patricia snel uit. „Misschien deugden zijn raadgevers niet of misschien was hij te zelfzuchtig, maar toen hij ten slotte een beleefdheidsvisite kwam maken bij de prinses, die, naar hij dacht, het koninkrijk van hem had afgenomen, vond hij, dat zijn haat was verdwenen als sneeuw voor de zon.” „Ziet u nu wel ik zei u toch al, dat hij niet werkelijk slecht was. Anders had de zon er nimmer genoeg kracht voor gehad!” „En door den zonneschijn begon zijn hart te ontluiken en op zekeren dag het *was de dag, waarop hij hoorde dat men de prin ses haar koninkrijk weer ging afnemen om het aan hem te geven begreep hij, dat hetgeen er in zijn hart ontloken was, liefde moest zijn. Hij besefte, dat men haar, omdat zij geen echte prinses was, weg moest sturen uit Valacia, uit zijn leven van eenzaam man. „Er zijn zooveel anderen, die het zullen willen vullen," fluisterde het meisje, maar er blonken tranen in haar oogen en haar vingers sloten zich om de hand, waarmee hij haar andere hand vasthield. „Er zijn geen anderen, die het vullen kun nen. 0 Pat, Pat. ik kan je niet laten weg gaan! Wat beteekent een koninkrijk zonder jou? Wat is mijn leven als jij er uit verdwe nen zult zijn?” Hij boog zich voorover, zoodat zijn gezicht bijna haar knieën raakte. Zijn adem ging snel en hijgend. „Pat, blijf bij mij, ga niet weg. Blijf hier!” smeekte hij. Hij zou haar wellicht in zijn armen heb ben genomen indien zij hem niet zachtjes van zich af geduwd had. „Wat zeg je daar nu. nu van dat. EEN MOOI KIEKJE VAN DEN BRINK TE ASSEN IN ZOMERPRACHT.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1929 | | pagina 4