I I I sïï a* EEN INBREKERSIDYLLE. m even de de de geneesheereri omdat zij niet hield. Toorn dat? Wat dan nog?" aan de zaak maakt hij dit zoo gauw mogelijk aan iedereen bekend. Meer dan één eminent geleerde zou zijn fortuin geven om te we ten te komen, wat ik je nu ga zeggen. Luister. Ik heb juist de allerkleinste mi crobe ontdekt, die de wetenschap kent en de microbe ligt hier onder den micros coop.” „Nou, wat zou vroeg de inbreker, die zich ergerde. „Wat dan nóg? Maar man, je schijnt niet te begrijpen, hoe belangrijk dat is. Ik zal het je uitleggen. Die ontdekking is zóó iets bijzonders, dat ze de heele me dische wereld zal overeind zetten. Ik heb den bacil van een nieuwe geheimzinnige ziekte gevonden, die pas in Londen haar intrede heeft gedaan en V voor m'n plezier!" „Kalm vriendje,” sprak de professor. „Wat denk je wel, dat ik hier heb?" Hij wees naar den microscoop. „Hoe zou ik 't moeten weten?” brom de de inbreker, woedend over de onver wachte wending, die de dingen namen. „Ik heb werkelijk geen enkele reden, je er iets over te vertellen,” vervolgde de geleerde, „doch wel beschouwd, kan ik het evengoed aan jou als aan een ander vertellen, omdat je nu toevallig hier bent. Als iemand een ontdekking heeft gedaan, over in zijn stoel en maakte licht. „Ziezoo; ik ben er," mompelde hij. Toen bekeek hij den inbreker, alsof hij „Zeg eens," schreeuwde de inbreker, dien voor t eerst zag. „Loop heen met je bacil! Ben je van plan wat doe jij toch hier? mjj jen heelen nacht die gekkepraat te verkoopen? Ik heb wel wat anders te doen. Wees verstandig, anders Met een dreigend gebaar liet hij zijn revolver Ik zie, wat het is! Je tracht me te dan ben je aan het zou willen, zou ermede smeren zich staan. Oogenblikkelijk draaide hij voor „Zeg eens, i vroeg hij zonder een spoor van angst. „Ha, ha! Wou je indruk op mij ma ken door je onverschilligheid? Daar geef ik niks om! Ik ben hier niet gekomen zien. „Wat wil je?” vroeg de professor. „Ook een vraag! Geld natuurlijk of an dere dingen van waarde, zooals dat ko peren toestel op tafel bijvoorbeeld." „Mijn microscoop! Lieve hemel; hoe kom je erbij! Er is zulk een tweede niet in heel Engeland." „En dacht je, dat ik eerst toestemming zou vragen als ik hem mee wil nemen? Ha, ha!" „Wind je niet zoo op, vriend,” sprak de professor met een welwillenden glim lach en nam een glazen kokertje van de tafel. „Zie je dit kokertje? Welnu; het is oneindig gevaarlijker dan jouw revolver. Als ik het tusschen mijn vingers ver brijzel, zul je enkele» seconden later vol microben zitten: microben van cholera, typhus, slaapziekte en binnen enkele dagen zijt ge een kind des doods. Ik zelf behoef daarbij niets te vreezen; ik ben tegen dat alles ingeënt. Zie je, vriendje, dat is de wetenschap!" overbluffen; maar verkeerde adres. Als ik ik 't je af nemen en door de tuindeur!" „Welnu, probeer het. Wacht ik zal je eerst een kort overzicht geven van de symptomen, die je zult bemer ken. Te beginnen met cholera. In de eer ste plaats zul je een vreeselijken aan val van „Houd op! Leg me die dingen niet uit. Ik voel mijn bloed verstijven?' Hij keek den professor aandachtig aan. „Ge zijt niet bevreesd,” sprak hij bewon derend. „En gij hebt nog geen cholera maar dat kan nog komen," pareerde de professor. „Maar je hebt je nog niet voorgesteld. Hoe heet je eigenlijk?” „Ik zal zoo stom niet zijn, om dat te zeggen." „Wat drommel! Wat moet je hier? Maak dat je wegkomt!" Zonder antwoord af te wachten, draaide hij het licht uit en verdiepte zich weer in zijn werk. „Luister, mijnheer. „Genoeg! Ik wensch absolute stilte hier, zoolang mijn onderzoek niet is afgeloopen! En sluit toch in 's hemelsnaam de deuren!” Ondanks zichzelf onder den indruk, dat zijn verschijnen in de kamer den professor totaal onverschillig scheen, keek de inbre ker naar diens werk. Nog nooit had hij iemand met zulk een flegma ontmoet. Het was voldoende om den meest verhar den misdadiger van de wijs te brengen. Wat zou de man voor belangrijks in dat toestel zien? De plechtige stilte, de vreemde instrumenten en de onbeweeg lijke figuur van den geleerde lieten niet na indruk op den inbreker te maken. Na eenige jn verlegenheid brengt, minuten wierp de professor zich achter- weten, hoe haar te bestrijden. En dien bacil zie ik daar nu levend voor mijn oogen!" „Zeg eens," „Loop heen met je bacil! Ben je De professor sprong van zijn stoel en zich omkeerend, zag hij vaag iemand naast een knop om en bij het heldere licht bemerkte hij een armzalig gekleed individu, dat een browning van zwaar kaliber in zijn hand en verbazing maakten zich van den professor meester. |~)rofessor Maring was juist aan een 1 bijzonder critiek punt van zijn mi croscopisch onderzöek gekomen, waarbij groote voorzichtigheid en een aanhoudende aandacht noodig waren, toen een windvlaag door de driftig opengestoten tuindeuren naar binnen ge komen hem in zijn werk stoorde. „•Wat drommel, juffrouw Thomson, doe dadelijk die deuren dicht, ik kan zoo on mogelijk met het onderzoek voortgaan, zei hij, in de meening dat zijn huishoud ster bij hem in de kamer was gekomen. Geheel door zijn werk in beslag geno men, bekeek hij door de sterke lens van zijn toestel een oneindig kleinen bloed druppel en maakte telkens eenige aantee- keningen in een naast hem liggend notitie boekje. Nauwelijks had hij zijn arbeid even onderbroken voor zijn bevel aan juf frouw Thomson of hij dacht niet meer aan haar. Behalve het zwakke schijnsel van kleine lamp bij den microscoop, was kamer in volslagen duister gehuld. Een nieuwe windvlaag joeg de gordijnen op en de professor, die nu zijn geduld ver loor en een stap naast zich waarnam, bromde: „Wat drommel, juffrouw, wilt u de deuren sluiten, ja of nee?" En zonder opkijken zette hij het onderzoek voort. „Zwijg!" verbrak een ruwe stem laco niek de stilte. v** Jr .INTERIEUR VAN DE KERK SAN GIOVANNI TE RAVENNA. In deze in Romaanschen stijl gebouwde kerk zijn vooral de fraaie fresco’s (muurschilderingen) het beschouwen overwaard. Zij herinneren levendig aan het werk van Giotto. |>r-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1929 | | pagina 8