I I HET BLAUWTJE. beaamde nd aan- EEN KIJKJE OP DE DUIVENMARKT IN LÖWENBERG (SILEZIE). het begin,” zei ik bemoedigend. „Of je verloofde moet zoo veeleischend zijn. „O neen, dat is ze juist heelemaal niet! Ze is zeer eenvoudig en kan goed huishou den; haar moeder is al een paar jaar dood en sinds dien tijd zorgt zij voor haar vader en broertjes en zusjes. Ik knikte zwijgend; ik dacht aan Willy, die ik wilde vragen mijn vrouwtje te wor den. Die was óók niet veeleischend; kon óók goed huishouden want die deed ook al ettelijke jaren bij haar vader het huis houden omdat haar moeder dood was. Ik voelde een gelukkige stemming over mij komen; ze was mij niet ongenegen en het liefste meisje van de wereld. „En dan zal haar vader, geloof ik, wel voor de installatie van ons huis zorgen,' zei Henk hoopvol. Ik knikte: precies wat ik van mijn staanden schoonvader óók hoopte. „Maar geloof je ook, dat je heel wat zult moeten opgeven?" vroeg John. „De meeste jongelui denken daar heelemaal niet aan. Tenminste in het begin niet. Maar als je getrouwd bent, is het uit met dure sigaret ten rooken, met een biertje drinken, ten nissen en voetballen.Dan kun je thuis zitten en kaarten met menschen, die je niets interesseeren, maar die je vrouw toe vallig kent.En als er dan nog een pijpje op kan overschieten, mag je al heel blij zijn „Ach kom," zei ik. „Wat beteekenl nu een sigaret of een voetbalwedstrijd in ver gelijking met het bezit van het meisje, waar je van houdt? En wat dat kaarten betreft: ik geef graag toe, dat er wel eens visite zal zijn die je niet graag mag, maar een dag heeft vierentwintig uur en al zou je daarvan nu maar één uur met je vrouw alleen zijn, je ongestoord in haar nabijheid kunnen verheugen, dan weegt dit toch ze ker wel op tegen al die onaangename vi site, die bovendien wel niet zoo héél vaak ij dat waren in dit geval mijn vriend John en ik zaten op het terras van het Casino en dronken een aperitief, toen Henk ons in de gaten kreeg. Zijn gelaat weerspiegelde de vreug de der herkenning en hij stevende recht op ons tafeltje af. Het was zeker een paar maanden geleden neen, wel langer dat ik hem voor het laatst had gezien. „Hallo," zei hij, met een handgebaar aanduidend dat zijn groet ons beiden be trof. „Ik ben blij, dat ik je.zie," vervolg de hij toen, zich speciaal tot mij richtend. „Ik wilde je graag wat vragen." „Zoo! En wat zal het zijn?" vroeg ik, mijn hoed van den stoel naast mij nemend, zoodat hij kon gaan zitten. „Een glaasje port,” zei hij prompt. „Dat bedoel ik nu juist niet," zei ik. „Ik bedoelde, wat je me wilde vragen. Maar enfin!" Ik wenkte den kellner en bestelde wat mijn vriend verlangde. Toen de port gebracht was, vroeg ik hem: „Nou, wat had je me nu te vragen?" „Iets over het huwelijk,"antwoordde hij. „Over het huwelijk?!” riep ik verbaasd uit. „Maar kerel, wat moet ik daarvan we ten? Ik ben evenmin getrouwd als jij, al kan ik je wel vertellen dat ik niet lang meer ongetrouwd hoon te blijven. „Zooiets had ik gehoord," antwoordde Henk, „en dus ben ik zeker aan het goede adres. Ik heb den laatsten tijd veel over trouwen en zoo nagedacht, zie je, en. „Dat doen heel veel menschen,” viel John in, die al getrouwd en misschien daardoor wat cynisch is. „Ik dacht tot nu toe, dat alleen getrouwde menschen maar over het huwelijk dachten, maar nu merk ik, dat ook ongetrouwden „Ik maak geen gekheid,” zei Henk ern stig. „Ik meen het heel serieus.” Hij nipte aan zijn port en zei toen, zijn glas neerzettend: „Ik zou wel eens willen weten, hoeveel je noodig hebt om te trou wen." „Een heeleboel,” zei John filosofisch. „Ja, maar hoeveel?" wilde Henk weten. „Het ligt er heelemaal aan, of je toe komstige vrouw veeleischend is.... Wie is de uitverkorene?" vroeg ik. „Eh.... Mag ik dat nog geheim hou den?” vroeg Henk, die altijd een beetje bang is, dat hij geplaagd zal worden als zijn vrienden er de gelegenheid toe krij gen. „Geef me er liever een idee van, hoe veel je noodig hebt.Zoo ongeveer althans!” „Laten we zeggen: „vijfduizend gulden," merkte John op. „Nou, om mee te beginnen zou het ook wel met wat minder kunnen," meende ik, „Zoo lang je met je beiden bent, heb je niet veel noodig. De huizen zijn zoo duur niet meer en ook de levensmiddelen en zoo zijn goedkooper geworden.” „Jij bent op de hoogte," zei Henk met een dankbaren blik, omdat ik hem ten minste moed insprak. Want ik had allang begrepen, dat hij niet zoozeer mijn raad noodig had als wel een aanmoediging tot den stouten stap. „Ik verdien drieduizend vijfhonderd," besloot hij. ,Nou, kerel, dat is zeker voldoende voor John heeft ook mij niet kunnen weer houden, Willy te vragen. Hij heeft er an ders genoeg zijn best voor gedaan toen Henk eenmaal weg was. Maar wat valt er te redeneeren tegen een jongmensch, dat tot over zijn ooren verliefd is? Niets im mers. En dus vroeg ik haar. Den volgenden dag. „Het spijt me voor je, James," zei ze. „Maar juist gisteren heeft je vriend Henk mij gevraagd en...." ze bloosde ver rukkelijk! „en ik heb ja tegen hem ge zegd!" Dat heb je ervan, als je je vrienden goed raadt: Zélf een blauwtje! HUMOR. „Mijnheer, ik zou graag met uw dochter willen trouwen!” „Kan niets van komen, mijnheer!" „Waarom niet? Wat scheelt er aan haar?" De vervelende afgevaardigde sprak en sprak en er was niemand, die naar hem luisterde. Maar dat de secretaris aan de bestuurstafel zat te slapen vond de voorzitter toch wel wat hèèl erg en hij gaf zijn medelid een tik met den voorzittershamer op zijn hoofd. „Een beetje harder," kwam het onver wachte antwoord, „ik kan hem nóg hooren!" Een negerin kwam op het kantoor van een assurantiemaatschappij en zei, dat ze haar man tegen brand verzekeren wilde. „Maar je bedoelt zeker een levensverzeke ring?" vroeg de bediende lachend. „Neen,” hield de negerin vol, „ik bedoel een brandverzekering, want ze hebben in de afgeloopen week twee keer een stuk vuurwerk naar hem gegooid!" komen zal als je er niet op gesteld bent! In ieder geval lijkt mij één uur per dag beter dan heelemaal niet. „Zoo denk ik er ook over, Henk enthousiast „En in plaats van met je vrienden te gaan biljarten, mag je dan schilderijen ophangen en later.wiegen," beweerde John weer in zijn zucht het huwelijk af te breken. „Denk daar ook wel aan. „Dat beteekent allemaal meteen de na bijheid van de vrouw, die je liefhebt,” zei ik. „Je hebt gelijk,” zei Henk tegen mij. „Ik geef je beslist gelijk! Er is natuurlijk wel wat tegen te zeggen, maar er is in ieder geval veel meer vóór „Ik heb je gewaarschuwd, hoor!” waag de John nog een laatste poging. „Ik wasch mijn handen in onschuld!" „Je zult nooit schuld voelen, hoor!” be weerde ik. „Denk je soms, dat het voor een man zoo prettig is, zijn heele leven op kamers te wonen en tegen een zure hospita aan te kijken, die je iederen middag ver brand eten voorzet? Neen, man, als je zelf weer eens terug moest, zou je ook onder vinden, dat het huwelijk veel vóór heeft op den vrijgezellenstaat. Jij waardeert de ze geningen van het huwelijk niet meer „Daar gaat George,” riep Henk opeens. „Ik moet hem even spreken. Nou, adieu! Als ik het jawoord heb, zijn jullie de eer sten die het weten!" „Dus je vraagt haar?” vroegen John en ik tegelijk. „Ja,” antwoordde hij vastbesloten. „Jij," zei hij tegen mij, „hebt mijn laatste beden kingen weggenomen!" ■fl I I I I

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1929 | | pagina 12