I k' i I I HET (Wordt vervolgd.) IDYLLE OP EEN BOERDERIJ OP WALCHEREN. PLUIMVEE. de en van Graaf Fer- Juan Pasquale hen zou ze in Sevilla dan „Daar er maar één bed in de kamer was, die u en de andere edele heer gebruikt heb ben, zouden allebei mijn gasten erin geslapen moeten hebben of alleen de oudste. Maar toen ik in de kamer kwam, vond ik den jongste in den oudste slapend in den stoel, u hooger toch geen de koning dan pas de wogen de boodschap aan, die zijn vrouw hem overbracht. Hij at als gewoonlijk, sterk in het besef van zijn onschuld en toen het oogenblik van scheiden was aangebroken, sloot hij zijn weenende vrouw in de armen en beval zijn zoon slechts drie dingen aan, om te onder houden: zijn godsdienst, zijn trouw aan den koning en zijn liefde voor zijn moeder. Daarna reed hij te paard naar Sevilla. Toen hij bij het paleis was gekomen en zijn naam noemde, werd hij onmiddellijk in een schit terende zaal gelaten, waar men hem beduidde te wachten. Even daarna ging er een deur open, die Pasquale nog niet had opgemerkt en de rijzige jongeman, die dien bewusten avond zijn gast was geweest, trad binnen. „Juan Pasquale,” zei hij ernstig doch vrien delijk, „je zult je herinneren, dat ik, toen we afscheid namen, beloofde, dat we elkaar nog eens zouden ontmoeten?" „Ik herinner het mij," zei Pasquale. „Herinner je je dan ook ons gesprek nog, waarbij je mij de waarheid onthulde over de rechtvaardigheid in Sevilla?" „Ik herinner het mij," antwoordde Pasquale kalm. „En herinner je je nog, wat je zei over liefde van den koning voor Maria Padilla haar macht?" „Alles wat ik heb gezegd, is in mijn her innering gebleven, edele heer." „Welnu, de koning heeft van ons gesprek gehoord „Dat spijt me, edele heer." „Waarom?" „Omdat, al zal ik steeds dezelfde gastvrij heid blijven bewijzen, die ik altijd heb bewe zen, ik mij er toch in het vervolg voor zal wachten openhartig te zijn, want de edelen, die ik in mijn huis heb ontvangen, toonen hun dankbaarheid voor ipijn openhartigheid door mij te verraden." „Je zoudt gelijk hebben, Pasquale, als het gegaan was, zoooals je zegt. Maar dat is het geval niet." „Hoe is het dan gegaan?" „De zaak is heel eenvoudig: gasten was Don Pedro zelf!" „Als dat zoo is, dan was u het!" zei Pas quale en hij knielde eerbiedig neer voor Don Pedro. „Hoe weet je dat?" Zes dagen, nadat hetgeen hierboven is ver haald, voorviel, werd er aan de deur van Juan Pasquale's woning geklopt door iemand, die zei, dat hij een belangrijke opdracht had te vervullen. Daar Juan zelf niet thuis was, zei hij tegen de vrouw, dat haar man op bevel van den koning in het paleis moest verschij nen. De goede vrouw was door deze tijding, die haar angstig voorgevoel scheen te beves tigen, zóó overstuur, dat de boodschapper, om haar wat te kalmeeren, erbij vertelde, dat haar man door geen enkel gevaar bedreigd werd. Toen Pasquale thuis kwam, hoorde hij onbe- een van je „En daar je nog lang niet hebt gezegd, wat je allemaal zoudt willen zeggen, zullen we ons gesprek binnenkort voortzetten, dat beloof ik je," zei Don Pedro. „Pas op, mijnheer," zei Pasquale, „want dit beteekent, dat u nog eens mijn gastvrij heid wilt inroepen. „En dat zal ik met genoegen doen, als je bed net zoo goed is als je souper! Goeden nacht, mijn waarde gastheer!” „Goedennacht, edele heer!" Toen de gasten zich hadden teruggetrokken in hun slaapkamers, zei Juana tot haar man: „Je hadt wel gelijk in wat je daarnet be weerde, maar wat zou je er wel van zeggen, als ze het eens aan den koning overbrachten? Je lijkt wel dwaas, om zoo over den koning en de politierechters te spreken! Wat kan het jou schelen of de koning een courtisane be mint of dat ze in de straten van Sevilla elkaar vermoorden, zoolang jij hier veilig en rus tig woont? Hou je bij je schapen en je koeien en laat de zaken van den staat zooals ze zijn!” „Was het waar wat ik zei, of niet?” vroeg Pasquale eenvoudig. ,,'t Was waar, dat is zoo, maar je kunt niet altijd zonder schade de waarheid zeggen! Ik hoop niet, dat jij dat vandaag of morgen zélf zult ondervinden!" „Wat de hemel mij zenden wil, is mij wel kom," merkte Pasquale op en hij boog dee moedig het hoofd. Den volgenden morgen, bij het krieken den dag, namen Don Pedro en nando de Castro afscheid van en beloofden hem, dat hij meer van hooren eer het een week verder was.. het bed en Van dit oogenblik af wist ik, dat in stand moest zijn, ofschoon ik er oogenblik aan heb gedacht, dat u zélf was.” „Het is goed," zei Don Pedro, „je opmer kingsgave is uitstekend. En nu je weet, dat ik de koning van Kastilië ben Don Pedro-de Wreede, zooals sommigen mij noemen ben je nu niet bang?” „Ik vrees slechts twee dingen in deze we reld, Sire: mijn Schepper te beleedigen en mijn koning te bedriegen door onwaarheid te spreken." „En dus blijf je bij de meening, dié je on langs verkondigde?" „Ja, Sire!" „Je begrijpt, welke risico's je loopt, indien hetgeen de menschen van mij zeggen waar is?” „Ik begrijp het!” „En denk je nog steeds, dat, al is het niet altijd mogelijk, een misdaad te voorkomen, het wel altijd mogelijk is ze te straffen?" „Ja, Sire, dat denk ik." „En waarom denk je, dat niet altijd worden gestraft?" „Omdat de overheidspersonen zich laten omkoopen." „Bij St. Jan, je durft heel wat beweren! Ik denk wel, dat de zaken anders zouden zijn, als jij opperste politierechter was!" „Dat denk ik ook, ofschoon ik nog steeds geloof, dat dit onmogelijk is!" „Zou je altijd je plicht doen, ook al zou je je daardoor talrijke vijanden onder de edelen maken?" „Daar ik hun vriendschap niet begeer, waar om zou ik dan hun vijandschap vreezen?” „En als de konjpg zelf erbij betrokken was, zou je dan nóg niet aarzelen om recht te doen?" „Eerst God, dan de wet en koning,” antwoordde Pasquale. „Dat is voldoende!” zei Don Pedro. Toen blies hij op een zilveren fluitje en er verscheen een schildknaap. „Laat hen binnenkomen,” sprak de koning toen. Vijf en twintig edelen, rechters, leden van het hoogste gerechtshof in staatsiegewaad, traden de zaal binnen. „Heeren," zei de koning tegen hen, „de op perste politierechter Don Telesforo heeft ver scheidene keeren verzuimd, zijn plicht naar behooren te vervullen. Don Telesforo is niet langer opperste politierechter. Deze is zijn op volger!” Én hij wees naar Pasquale. „Wat zegt u daar?" riep Pasquale uit. „Ik zeg, dat jij van dit oogenblik af opper ste politierechter van Sevilla bent en dat van heden af ieder ingezetene je eerbied en ge hoorzaamheid verschuldigd is." „Maar Majesteit," begon Pasquale aarze lend, „ik ben deze hooge functie niet waar dig...." De koning viel hem in de rede; „Je bezit meer dan kennis, je bezit deugd en moed!" „Maar zullen de edelen aan mij, een een- voudigen boer, gehoorzamen?” „Dat zullen ze wel moeten! Want ik zal hun het voorbeeld geven, ik, die de eerste en voornaamste onder hen ben. Heeren, u hebt mijn woorden gehoord: deze man is door mij bekleed met het gezag van oppersten politie rechter. Laat ieder hoofd, dat niet wil vallen, zich voor hem buigen. Zoo wil ik het!" Na deze woorden van den koning heerschte er een diep stilzwijgen in het vertrek. HET VOEDEREN VAN

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1929 | | pagina 4