y
'at
1-
I
in
ut
n
t
i.
i
HUMOR.
O
vraag op zijn
an
n-
n-
voorwerpen,
waarin doods-
ik blind ben
„Een
flesch
(huilend)
rum,
n
e
n
le
ir
ei
n
en
;te
n-
en
:n,
n
n
t;
ir
li
et
>P
en
en
ar
en
et
et
e-
Pt
e-
t-
m
ce
:n
n
.r
P
e
n
n
I.
:m
Se
en,
tij.
id.
es
en blauwe
zie ik het beter dan gij. poolnacht. Hij zag
een
het gezicht van de vrouw tusschen zijn
handen. Van verre klonk een stem het
was de stem van korporaal Wells.
„Goeden dag," fluisterde hij.
Toen keerde hij zich haastig om en ver
dween in de duisternis.
dere. Dat was Beatrice. Zij had blond haar hem zelfs een i
en blauwe oogen. "En toen kwam de dag, iets anders -
waarop hij in een gevecht twee mannen
doodde. Het was I
maar 1__,
hebben gedaan. Sindsdien vervolgt ge hem. houdt zooals gij
Een ontploffing in een mijn, waar hij werk- haar terug. En ik laat
te, maakte hem blind. Ik ging naar hem
toe en toen ik snikkend bij zijn bed zat,
EEN HUIS OP SUMATRA IN AANBOUW. De Batakkers, die voor een groot deel de
bewoners van het eiland Sumatra uitmaken, zijn bekend om hun kunstzinnigen aanleg, die vooral
ook in het bouwen van hun huizen uitkomt.
Vrouw van den tandarts: „Wat zal ik
moeder toch geven voor haar verjaardag?"
De tandarts: „Zeg haar, dat ik heur tanden
voor niets zal trekken."
Examinator: „Noem drie
waarin stijfsel voorkomt!”
Examinandus: „Een boord en twee man
chetten."
Schilder: „Bevalt het portret u, mijnheer?”
De geportretteerde: „Neen, het bevalt mij
niet. U zult moeten erkennen, dat u met mij
niet geslaagd bent."
Schilder (den ander eens goed opnemend)
„Neen, u heeft gelijk, maar ik ben niet de
eenige. De natuur ik óók niet erg geslaagd
met u."
Jongetje
alstublieft."
Winkelier: „Hoeveel geld heb je bij je?”
Jongetje: „Ik heb geen geld. Vader zei, dat
ik zoo maar moest gaan en zeggen, dat ik mijn
geld verloren had.”
Redacteur van letterkundig maandblad:
„Die Scribent stuurde me een gedicht „Waar
om leef ik nog....?”
Vriend: „En wat heb je er mee gedaan?"
Redacteur: „Teruggestuurd met een brief
je: „Omdat je het per post hebt gestuurd
inplaats van het zélf te brengen”
Fluisterende stem aan de telefoon: „Dokter,
u spreekt met mijnheer Pantoffelheld. Mijn
vrouw heeft zoo juist de klem in haar kaken
gekregen, zoodat ze geen woord kan zeggen.
Als u de volgende week of zoo eens in de
buurt komt, loopt u dan even aan?"
Verstrooid professor (op zijn slaapkamer
komend): „Hoor ik iemand?"
Inbreker (onder het bed)„Neen, mijnheer.”
Professor: „Dat is grappig. Ik dacht toch
stellig, dat ik iemand hoorde."
I
Het duurde eenigen tijd voordat hij be
gon te spreken en zijn stem klonk schor.
„Neen; ik denk niet, dat ge mij zult toe
staan hem mede te nemen," sprak hij zacht
hebben. Ik hield van hem, daarginds en rustig; „daarvoor houdt ge te veel van
jaren geleden en hij hield van een an- hem. Ge zoudt om hem vechten en voor
moord begaan. En er is nog
Hij trad op haar toe en
nam haar hoofd tusschen zijn handen, ter-
buiten zijn schuld wijl hij haar diep in de oogen zag. „Er is
hij doodde hen, zooals gij ook zoudt een meisje daarginds dat van mij
‘j van hem. Ik ga naar
i u u en hem en
uw kind hier. Luister
Hij hief het hoofd op en hield nog steeds
stak hij zijn hand uit en streelde mijn haar.
Toen zei hij: „Beatrice Beatrice
ben jij *t?"
„En ik ik hield zooveel van hem! Ik
was van
beter was,
ergens, waar niemand ons kende.
was de politie ons op 't spoor en
pakte hem. Ge weet, hoe hij ontsnap-
i ons hierbij gehol
pen en we gingen steeds noordelijker, tot
dat we dit plekje bereikten.
Ik was bij hem gekomen, toen hij de
I en door de politie werd
naar hem toe, toen hij
geworden, een week nadat
een man had getrouwd, die kon
De man trad nader, een
blind gezicht.
„Beatrice?" zei hij.
Ze. vloog op hem toe, sloeg haar armen
om zijn hals en legde snikkend haar hoofd
aan zijn borst. Teeder streek Thomsen
over haar glanzende haren.
„Is ze beter?” vroeg hij Holton.
„Het gevaar is geweken."
„Gelukkig!"
Hij drukte zijn gelaat tegen dat van zijn
vrouw en toen hij opkeek, zag Holton spo
ren van tranen op zijn wangen.
„Ga nog even zitten en praat wat met
ons," zei de man; „we hebben in langen
tijd niet de stem van een blanke gehoord."
Holton ging zitten en de vrouw nam een
stoel aan de voeten van haar mande hand
van den blinde rustte op haar hoofd. Lan
gen tijd spraken zij met elkander; Holton
beantwoordde de vragen van den man, ter
wijl de vrouw met bleek gelaat toehoorde;
haar donkere oogen brandden in Holton's
ziel. Ten laatste zou de strijd komen
met de vrouw.
Plotseling leunde Thomsen voorover en
sprak:
„Wilt ge wel gelooven, dat ik nooit heb
kunnen denken, dat een blinde zoo geluk
kig kon zijn? Maar ik ben 't. Gelukkiger
dan in de dagen, dat ik nog zien kon. Ge
kunt niet weten, hoe diep een beeld in je was van dién dag af Beatrice! Toen hij
hersens is geplant. Ik herinner me de eer- beter was, nam ik hem mee en wij trouw
ste maal, dat ik Beatrice mijn vrouw jen ergens, waar
zag en steeds wordt haar beeld duidelijker. Steeds was de politie
Het was in een boomgaard en de appel- men
boomen stonden in bloei. Ik zal haar altijd (e £)e Indianen hadden
voor mij zien, zooals ik haar toen zag, al is
ze oud en grijs; dat is het heerlijke van
blind zijn; altijd zal ik haar mooie gouden
haren en haar lachende blauwe oogen mannen gedood had
zien. gezocht; ik ging
„Gouden haren blauwe oogen,” stot- blind was
terde Holton. Beatrice
Hij keek naar de vrouw met haar zwarte zien. Hij behoort mij. Ik heb hem niemand
haren en donkere oogen, waarin doods- ontnomen. Mijn liefde is zoo groot, dat ik
angst te lezen was. Hij hield zijn verdere dat alles voor hem heb gedaan en denkt
woorden in op een teeken van haar; hoe- ge dat ik zal toestaan, dat ge hem nu van
wel hij er niets van begreep. mij afneemt?"
„Ja; haar gouden haren en blauwe Holton staarde in den geheimzinnigen
oogen; zelfs nu zie ik het beter dan gij. poolnacht. Hij zag een dof beeld voor zich,
Voor mij zal zij nooit veranderen, omdat bet geleek een eeuwenoude schilderij;
ik blind ben plotseling echter loste de zwak gekleurde
hemel zich op in een onmetelijken boom
gaard en daar groeide een enkele groote
Een uur later, in den donkeren nacht, boom, die hoog boven alle anderen uitstak,
stond de vrouw dicht naast Holton. „Ge juist zooals hij zich dien boom thuis her-
zult ons niet meenemen tenminste niet innerde, waaronder vele lentes terug hij en
levend," zei ze. „Luister en ik zal u zeg- een lief bruingelokt meisje elkander had-
gen waarom. Hij is van mijik aanbid hem. den gekust.
En ge hebt gezien, hoe gelukkig hij met
mij is. Hij dacht dat mijn oogen blauw en
mijn haren blond zijn! Ik zal u alles zeg<-
gen en dan zult ge misschien medelijden