I
van
de knecht
I XI
■J
J
lichamelijke smart,
minuten, die over
hij doodbloedt, is Magda vrij!
Maar met alle kracht, die in hem was, groote zangeres maar die kan
verdreef hij deze gedachten. Hij versnelde met haar stem leegmaken!”
paar seconden
door hem heen
zijn besluit genomen. Een
sloeg de gewonde zijn oogen op.
snelde naar zijn operatiekamer, deed snel zoc,ht hij in het koffertje, waarin de blin-
alle instrumenten, die hij noodig kon heb- kende instrumenten lag<
ben, in een koffertje en was eenige oogen-
blikken later reeds met den knecht onder
weg naar de „Meihoeve". Het was een
zware gang. De storm benam hem af en
toe den adem en maakte soms, dat hij bijna
zijn schreden en liep zoo vlug, dat de
knecht hem bijna niet kon bijhouden. Zijn
plicht riep en hij wilde aan de vreeselijke
verleiding niet toegeven.Hij liep, ren
de bijna, streed en worstelde met zijn ge
dachten
Op de „Meihoeve" heerschte een ware
paniekstemming. Met doodsbleeke gezich
ten liepen de meiden en knechts op hun
teenen ^oor het huis. De gewonde bruide
gom lag op een sofa, meer dood dan levend,
Hulpeloos stonden de gasten er omheen.
Reeds met één oogopslag zag dokter Wij-
ler de ernst van het geval. Er moest hier
snel geholpen worden. Aarzelde hi, ook
maar even, dan ging er een menschenleven
verloren.
Dé dokter keek zoekend om zich heen.
Daar stond Magda, bleek, ontzet, gebro
ken, maar mooier en liever dan ooit. Haar
zwijgende blik ontmoette dien van den
dokter. Eén oogenblik slechts. Eén secon
de probeerde dokter Wijler in haar oogen
te lezen. maar hij vond er slechts ont
zetting en vertwijfeling in en geen ant
woord op de tegenstrijdige gewaarwordin
gen en vragen, die zijn gedachten be-
niet direct meekomt, heerschten en hem het denken bijna *on-
toen werd het mogelijk maakten.
De dokter boog zich over den patiënt
leegesleurd. Toen wij bij heen. Een angstige stilte heerschte in
Vreeselijk was de strijd, dien de jonge
man in zichzelf voerde. Een ontzettend
verlangen kwam over hem, om nog één
maal in Magda's oogen te zien en daarin
Hij te lezen, wat zijMet bevende vingers
jen. Nog slechts een
toen voer er een rilling
Dokter Wijler had
uur later
Zijn
eerste bewuste blik gold zijn redder. Van
niet verder kon. Het leek als wilden de a^e kanten werden den jongen dokter
woedende elementen hem met alle geweld dankbare blikken toegezonden. Men druk-
tegenhouden. Maar de jonge dokter schonk hem met warmte de hand; ook Magda
er geen aandacht aan. Al zijn krachten in- kwam met neergeslagen oogen op, hem toe
spannend, trotseerde hij het geweld van
den storm. Op de „Meihoeve" wachtte een
ongelukkige op zijn hulp.... Deze ge
dachte staalde zijn wil en
vermogen.
In de berken aan den kant van den weg
huilde de orkaan zijn vreselijk lied. En
door de takken en bladeren van de boomen
klonk een helsch gejoel als op een heksen-
sabbath
Daar ginds wacht.de dief van je ge
luk.ging het door zijn hersens.
Eén seconde aarzelde de dokter; het
zweet drong uit al zijn poriën. Toen ver
mande hij zich weer, zette zich schrap
tegen den storm.
De dief van je geluk. Het zijn slechts ger! Hij kaï
zijn lot beslissen. En als stem vullen!”
Dat zegt niets! Mijn dochter is geen
i een kamer
keerde hij naar zijn tafel terug. Hij tracht
te zich weer in zijn boek te verdiepen,
maar hij voelde zich te onrustig. Zijn bloed
joeg koortsachtig door zijn aderen en het
was hem onmogelijk zijn aandacht te con-
centreeren.
Even bleef hij met zijn hand onder het
hoofd in gepeins verzonken zitten, toen
stond hij op om naar bed te gaan. Maar
hij had nog niet de deur bereikt of de elec-
trische schel verscheurde de diepe stilte,
welke er in het huis heerschte.
Eenige seconden later had hij reeds
opengedaan. Voor hem stond een boeren
knecht, met een lantaarn, waarvan het
licht spookachtig flakkerde, in de ver
kleumde hand.
„Jan van de „Meihoeve"!"
Een bang voorgevoel maakte zich
den dokter meester.
„Wat is er?” vroeg hij gejaagd. „Toch
geen ongeluk?"
Door het snelle loopen was
bijna buiten adem en hortend bracht hij
zijn boodschap over.
„Ja, dokter. Een vreeselijk ongeluk. Of
u direct wil komen. De nieuwe baas. O, hij
gaat vast dood, als u i
Er gingen gasten weg en
paard schichtig. De jonge baas wilde het
grijpen en werd m<
hem kwamen, stroomde het bloed uit zijn de groote kamer. Hij knielde bij de
slagader. Gaat u alstublieft gauw mee, sofa neer. Weer voelde hij hoe de
anders is hij dood vóór u er is.” verleiding trachtte zich meester van hem
Als een electrische schok had deze tij- te maken.Nog slechts een paar minu-
ding den dokter getroffen. Duizend ge- ten! Niemand zou vermoeden, dat het zijn
dachten en duizend combinaties kwamen schuld was. Misschien nog maar één mi
tegelijk in hem op. Het bloed spuit uit den nuut nu, een heel kort oogenblik slechts....
ader hij stelt het zich in gedachten voor Vreeselijk was
en tegelijk daarmee vliedt het leven uit man *n zichzelf voerde,
het lichaam. Iedere minuut is kostbaar, en verlangen kwam over
als ze ongebruikt voorbijgaat.
Dokter Wijler dacht niet verder na.
DE TWEESTRIJD.
|“\e lentestorm loeide om het eenzame
I J huisje, dat dokter Wijler in het stille,
kleine dorpje bewoonde.
Het was reeds laat, maar de jonge dok
ter zat nog in zijn studeerkamer, omgeven
door zijn boeken. 0, als hij zijn boeken
eens niet had! Hij zou zijn leven in dit
afgelegen plaatsje zeker niet hebben uitge
houden. Hij was ver van de stad verwij
derd en er was hier geen enkele geestelijke
afleiding, waaraan hij als kind van de
groote stad zoozeer gewend was. Hier was
hij op zijn boeken aangewezen. Die moes
ten hem helpen de’ droevige en eenzame
uren door te komen.
Vijf jaar woonde hij nu reeds in het
dorpje en in dien tijd was hij er tot ver in
den omtrek geacht geworden. Iedereen
mocht hem graag om zijn vriendelijkheid
en de moeiten, die hij zich yoor zijn pa
tiënten getroostte.
Toch voelde de dokter zich den laatsten
tijd niet meer op zijn gemak. Niet omdat
het hem te stil was, of omdat hij aan de
eenvoudige dorpsmenschen geen geschikte
conversatie vond. Er waren heel andere
oorzaken. Eenigen tijd geleden nog zou hij
voor geen geld van de wereld het dorpje
verlaten hebben. Toen voelde hij er zich
nog aan gehecht, was er iets wat hem
bond: Magda, de dochter van den rijken
heereboer, die op de „Meihoeve" woonde,
lederen dag moest hij meer dan eens, als
hij naar zijn zieken ging, langs de hoeve
en dan was hij er bijna zeker van, dat hij
Magda voor het raam of aan het hek zag
staan. Dan wisselde hij steeds eenige
vluchtige woorden met haar. Dat was heel
in het begin geweest. Later was het niet
bij onverschillige opmerkingen gebleven.
Zij waren van elkaar gaan houden en had
den het elkander verteld. In stilte waren
ze verloofd en het was alleen aan de zon
derlinge opvattingen van den ouden boer,
Magda's vader, te wijten, dat zij met hun
plannen niet voor den dag hadden durven
komen. Want die had zijn eigen plannen.
En vandaag werd op de „Meihoeve"
bruiloft gevierd!
De jonge man keek op van zijn boek.
Zijn blik dwaalde naar de klok, die eento
nig de seconden af telde. Bij twaalven!
Vreemd eigenlijk, dat hij zich niet dood
op voelde na dezen zwaren dag, die één
lange, tergende marteling voor hem ge
weest was. Wat zou het heerlijk geweest
zijn, indien hij zich nu moe voelde en hij
in diepen slaap vergetelheid voor zijn leed
had kunnen vinden!
Maar hij voelde, dat het hem niet mo
gelijk zou zijn te slapen. Hij kon daarom
beter nog maar wat blijven zitten. Na
eenige oogenblikken stond hij echter onge
duldig op van zijn schrijftafel en liep naar
het raam. Donker lag de sterrenlooze
nacht over de aarde uitgespreid. De wind
huilde met onverminderde kracht om het
huis, als een woedend roofdier, dat op
zoek is naar buit.
Daar, in deze richting, lag de „Mei
hoeve"!
Hij voelde bijna een
toen hij naar de groote boerderij met zijn
verlichte vensters keek. Diep ademhalend
tegenhouden. Maar de jonge dokter schonk hem met warmte de hand; ook Magda
en legde haar blanke handje sidderend in
de zijne. Of het meisje vermoedde, welk
een vreeselijke strijd zich in zijn binnenste
zijn uithoudings- had af gespeeld? Of wel iemand van die
menschen, die hier in de kamer bijeen
waren en die naar den dokter opkeken als
naar een wezen uit een andere wereld, of
wel iemand van die menschen het kon ver
moeden
Dokter Wijler ging na een korten groet
heen. Een paar weken later verliet hij het
stille dorp en vestigde zich in de groote
stad. Allen betreurden zijn heengaan,
maar niemand was er, die wist, wat er
hem toe had bewogen
„Die Signor Basso is een groote zan-
in een heel groote zaal met zijn
F
F
I
l
E
d
F
Ml