s
M J
*vi<
-ju;
>3
tl.'
(F;
V' 'n JL
moeder thuis, jongejuffrouw?"
L
gekocht?"
buitengewone ge-
hoeft
meisje kus!"
0 -
T
besluitend):
„Ik hoor, dat je je vrouw hebt leeren kaarten
„Ja. Het was een reuzeidee van me. Verleden week
Zaterdag heb ik vier gulden van mijn salaris terugge
wonnen.”
Dokter„En wat drink je al zoo
Patiënt: „O, dat geeft niet..Alles wat u bii de hand
hebt, dokter!”
Het meisje: „Hoe interessant, dat u dramaturg hent!
Wanneer werd de laatste voorst Hing van uw stuk ge
geven T*
De dramaturg„Tijdens de première
luibcuu;: „Ik weet, wat ik zeg.
reeds heb gekend, toen zy nog
De vervelende zanger„Naast Jeanne zou ik graag willen
sterven.
Een der toehoorders (opstaand): „Is juffrouw Jeanne mis
schien hier?”
Hij <4jn bewering
Ik zog je, dat ik haar
maar zoo groot was!”
4 i
Vrouw (boos den 'eegen spaarpot schuddend)„Ruik niet
naar bier als je terugkomt hoor, terwijl je mü vertelt,
dat je niets anders hebt gedaan dan loopenEn liet is
den laatsten keer, dat je den spaarpot van dbn jongen
meeneemt z ogenaamd om hem zoet te houden
B: „Is uw
Voetganger: „Hé, hé, je meisje is van je
duo gevallen!"
Motorrijder: „O, dank je wel! Ik ben zoo
aan de stad, dan kan ik wel weer een ander
krijgen!"
Vader: „Heb je den appel geschild, voordat je hem
opat
Jantje: „Ja, vader.”
Vader„En wat heb je met de schil gedaan
Jantje: „Opgegeten toen ik den appel ophad.”
Zij„Er kwam vandaag een arme man hier vragen om
oude kleeren.”
Hij: „Wat heb je hem gegeven?”
Zij„Dat costuum van jou, dat jenu vier j aar gedragen
hebt en mijn japon van verleden maand.”
A: „Wat, heb je een saxophone
B: „Neen, geleend van mijn buurman.'
A: „Maar je kunt niet eens spelen!"
B: „Hij ook niet als ik ze heb!"
Boer (laat thuiskomend): „Waarom heb je in ’s hemels
naam die koe in de kamer gehaald
Zijn vrouw: „Dacht je soms, dat nu Martha getrouwd
is, ik hi r den heelen avond in mijn eentje wil zitten
als jij weg bent
Hij: „Ik kus een meisje nooit dan bij bui
tengewone gelegenheden!"
Zij: „En wat noemt u
legenheden?"
Hij: „Als ik een
De reiziger kwam des avonds laat in zijn
hotel aan. Toen de eigenaar hem den sleutel
van zijn kamer gaf, vroeg deze: „Hoe laat
wilt u gewekt worden, mijnheer?"
„O," antwoordde de reiziger, „u
mij niet te laten wekken. Ik kom altijd uit
mezelf om zeven uur wakker!"
„Nou mijnheer, wilt u dan zoo vriendelijk
zijn onzen portier te wekken? Die maakt er
een gewoonte van, om zich steeds te ver
slapen!"
„Juffrouw Krans is veel ouder dan ik dacht.”
„Ho zoo
„Wel, ik vroeg haar, of zij „Veel leven om niets” kende
van Shakespeare en ze zei, dat ze het direct by de ver
schijning had gelezen.”
A: „Waaraan dank je je succes als col
porteur?"
B: „Aan de eerste paar woorden, die ik a
zeg als mevrouw me opendoet."
De inbreker (op heeter daad door den bewoner betrapt):
AllemachiesWat kan jij zachtjes traj penloopenJij
moet inbreker worden