r
HET WONDER.
wel,” antwoordde zij
,U is zelf
int
u
DE SPl.'IBOEZEM EN WATERTOREN TE VL1SSINGEN, GEZIEN VAN DEN
BOULEVARD AF.
plezier,
Juan
Zij had in letterlijken
berusting
ze
en
le
de
Vrij naar het Engelsch.
Nice, het paradijs voor herstellende
zieken was het, dat Jean de Omara’s
voor het eerst ontmoette.
een heerlijk-zonnigen morgen wandelde
de prachtige omstreken, toen hij een
een ziekenwagen!je
een beeldschoon
toch wachten,
eer u zich in-
ernstige long-
nu weer bijna
Vera keek Jean aan
niet graag wat over uw
zieke schijnt hier niets liever te doen dan
over zijn kwaal redeneeren."
„Ik zal me niet aan dat gebruik houden,”
antwoordde hij, ook lachend. „Bovendien
mankeer ik niets meer. De dokter stond erop,
ze, haar
dat ik hierheen ging om wat aan te sterker
Anders nergens voor. En ik voel me iedere
dag sterker worden. Mijn eenige grief is, dut
ik hier geen kennissen heb. Dat maakt het
verblijf een beetje saai. De meeste gasten i:
mijn hotel zijn me te mondain. En, laat ik
het maar eerlijk bekennen, ik sluit me ook
niet zoo gemakkelijk aan.”
„Wij hebben hier ook nog geen kennissen
gemaakt,” antwoordde mevrouw Omara, „er
daarom zijn wij blij, u ontmoet te hebben.'
„Pardon, het genoegen is geheel aan mijn
kant.
Na nog eenigen tijd over koetjes en kalfjes
te hebben gepraat, achtte hij het geschikte
oogenblik gekomen, om zich voor te stellen
en een en ander van zichzelf te vertellen
waarvan hij kon veronderstellen, dat het den
dames kon interesseeren het te weten. Toen
hij eenigen tijd later naar zijn hotel terug
keerde, stelde hij met voldoening bij zichzelf
vast, dat de toevallige kennismaking reeds
bezig was te rijpen tot vriendschap.
Den volgenden dag richtte hij het zóo in,
dat hij zijn nieuwe kennissen weer ontmoette.
Op een vraag aan Vera, hoe zij het maakte,
antwoordde zij: „Heel goed, dank u. Ik voel
me altijd hetzelfde." Zij keek daarbij haar
moeder aan en glimlachte. „Zullen we mijn
heer maar vertellen, wat ik scheel, maatje?"
vroeg zij toen. „Of zou hij ook ernstig gaan
kijken en kuchen? Wilt u ons beloven
niét ernstig te kijken, mijnheer Hammer?
Bijna alle menschen doen dat, ziet u, als ze
hooren wat ik mankeer, en dat vinden we
altijd heel naar. Want ik kan al sinds vijf 1
jaar niet meer loopen en ik zal nooit meer
kunnen loopen ook."
Dick wist niet, waar hij moest kijken, toen
hij deze vreeselijke woorden hoorde, doch
slaagde er in ieder geval in, zich te beheer-
schen en zoo gewoon mogelijk te doen.
„Mijn dochter is lam gebleven na een
ziekbed, dat zij op haar vijftiende jaar
kreeg,” verklaarde mevrouw Omara nader.
„Het kan haar echter niet schelen er over te
praten, mits zij maar niet beklaagd wordt."
„En,” voegde het meisje erbij, „u moet me
ook niet spreken van „hoop" en een „kuur"
want we hebben dat alles al sinds langen
tijd opgegeven. U ziet dus, dat ik een heel
lijdzame invalide ben, die gedwongen is op
sofa's te liggen en rond gereden ie worden
in een wagentje als ze eens wat van de bui
tenlucht wil genieten." Ze lachte flauwtjes
en vervolgde toen: „Arme man, hij weet niet,
wat hij zeggen moet!”
Ze had volkomen gelijk. „De arme man"
wist het werkelijk niet. Maar zij wist niet,
dat „de arme man" plotseling een mooie il
lusie had verloren, die hij de laatste vier en
twintig uur met zich had rondgedragen.
„In ieder geval heeft u niet ernstig geke
ken,” vervolgde Vera goedkeurend. „En dat
vind ik heel aardig van u en als belooning
moesten we u maar vragen eens een kopje
thee bij ons te komen drinken. Vindt u ook
niet, moeder?"
De Omara’s woonden in een aardig huisje
vlak bij de promenade. Jean werd er aller
hartelijkst ontvangen en bemerkte spoedig,
nu hij Vera in haar dagelijksche omgeving
meemaakte, dat haar opgewektheid niet op
gelegd, doen echt was.
zin haar noodlot overwonnen en
gevonden. Ze genoot van het leven, alsof
zich evenals alle andere menschen vrij
frank kon bewegen. Ze hield dolveel van
zen, maakte schitterende handwerken en
radio was haar een zegen en een uitkomst.
Bovendien verafgoodde zij haar moeder, die
haar nimmer alleen liet en zoo scheen haar
leven gevuld genoeg totdat Jean erin ge
komen was.... (Wordt vervolgd.)
Op
hij in
dame zag naderen, die
voor zich uitduwde, waarin
meisje van een jaar of twintig zat. Juist toen
het wagentje zich nog maar een meter onge
veer bij hem vandaan bevond, sloeg het bijna
om, doordat een der wielen over een steen
reed, die op den weg lag. Door ijlings toe te
schieten, kon Jean nog verhinderen dat er
een ongeluk gebeurde, want de weg was daar
ter plaatse smal en liep langs een steile hel
ling.
Zóó kwam hij met de moeder en dochter
in kennis en uit zijn belangstellend informee-
ren, of zij niet erg geschrokken waren en
of hij nog verder van dienst kon zijn, ont
spon zich een gesprek, dat tot nadere ken
nismaking leidde. Weldra was het ijs gebro
ken en terwijl Jean reeds gezellig pratend
naast de oude dame meeliep, bedacht hij op
eens, of hij eigenlijk niet zeer onwellevend
was geweest en zijn weg had behooren te
vervolgen. Zouden de dames hem niet erg
indringerig vinden? Met eenige welgekozen
woorden verontschuldigde hij zich voor zijn
vrijmoedigheid, maar Vera zoo
meisje door haar moeder hooren
verklaarde tegelijk met de oucie
zij zijn gezelschap integendeel
stelde. Jean maakte een buiging
oude dame verlof, het wagentje
te mogen rijden.
„O, neen, dank u
vriendelijk, maar toch beslist. En toen, hem
onderzoekend aanziend, vroeg zij:
zeker ook pas ziek geweest?"
„Ja,” gaf hij toe, „ik heb een
ontsteking gehad, maar ben
hersteld."
„Maar in ieder geval moet u
tot u weer hèèlemaal beter is,
spant,” meende de oude dame, en er was een
zachte, beschermende klank in haar stem.
en lachte: „Wilt
ziekte praten? Iedere
had hij het
noemen
dame, dat
zeer op prijs
en vroeg de
voor haar
de kans op uw
door de omstandigheid, dat
het hof zoudt gaan maken! Is dat
doende excuus?" besloot zij lachend
rend tegelijk.
„Jawel,” antwoordde Jack. „Maar ik
wensch u slechts op één voorwaarde te ver
geven
„En die is?" Ze keek hem guitig aan.
„Dat ik voortaan in u werkelijk slechts de
zuster van Juan Tovar mag zien!"
„Daar heb ik niets tegen," besloot
oogen neerslaand.
Eenige dagen later werd de verloving van
Dolores en Jack gevierd. De partij had in
het vroegere paleis van den gouverneur
plaats, waar Jack eens als gevangene was
binnengebracht
Vier maanden later trouwden zij. Hun hu
welijk was Jack s laatste avontuuren
het aangenaamste van alle, dat hij had mee
gemaakt in zijn veelbewogen leven
met genoegen aan zoudt kunnen terugdenken!
Maar laten we nu eerst gaan lunchen!"
riep hij vroolijk uit, Jack bij den arm nemend.
„Straks hebben we den tijd om verder te
praten!”
Jack hoorde zijn laatste woorden niet eens.
Zijn gedachten waren heel ergens anders!
„Dolores.... zijn zuster!" Eindelijk slaagde
hij erin te zeggen: „Is.... is Dolores uw
zuster? Ik dacht, dat zij...."
„Natuurlijk is zij mijn zuster!" antwoordde
Tovar lachepd om Jacks verbazing. „En ik
zal het u bewijzen! Dolores!" riep hij, „kom
eens hier en overtuig mijnheer Thorold eens
dat ik geen bedrieger ben!"
Dolores kwam naar hem toe en vroeg blo
zend aan Jack: „Wilt u mij vergeven, dat ik
u niet mijn waren naam heb verteld? Dolores
Alvarado is de naam, dien ik heb aangeno
men sinds ik naar San Estevan ben terugge
keerd en u zelf is gedeeltelijk schuld aan
mijn mystificatie. U waart direct zoo bereid
om iets.... eh.... bijzonders te veronder
stellen.... U dacht toch, dat ik Juan's ver
loofde was, niet? En misschien was er ook
nog wel een andere reden....” besloot zij,
opnieuw blozend.
„Mag ik u vragen, wélke reden dat
was?" vroeg Jack, die wel had kunnen
jubelen van plezier, nu bleek, dat zij niet de
verloofde van Juan was.
Ze keek hem lachend aan. „Ik zal Eet u
eerlijk zeggen,” antwoordde zij. „Ik wilde
redding niet laten bederven
u mij misschien
een vol-
en kleu-