VOOR DE JEUGD
I
L
n
I
1^^
|9
''-aril
rvl
de
S’
hij het mijne," dacht Egel
hij had
14;;
alle kleeren in
i de huizen
ze
naars,
huis
ze
mijnheer Egel eruit
1
en hij rende naar Wezel s huis.
Wezel deed hem zelf open maar
en
waren woe-
er ook allen vier even be-
I' 3
ne, groene braam. „Dan had je maar niet
zoo n grooten mond moeten opzetten en
niet voor je tijd rijp willen zijn. Als je net
als wij behoorlijk je tijd hadt afgewacht,
zou je nu ook in leven zijn geweest.
De andere bramen, die nu ook loskwa
men, gaven het kleine groene braampje
groot gelijk
„Zijn verdiende loon," zeiden ze, terwijl
de wind zachtjes door de bladeren van
den struik ritselde.
141 I
BA
Ld
ik Willy Wezel zijn
kniest in het duister, terwijl ik heb gewor
steld om in het volle licht te komen. lede
ren dag," schepte hij op, zich meer en
meer opwindend, „iederen dag word ik dik
ker en sappiger! lederen dag groei en groei
ik en.
Maar op datzelfde oogenblik trok een
jongetje, dat voorbijkwam, de zwarte
braam van den struik en stak ze in zijn
mond
„Je verdiende loon," mompelde de klei-
costuum
bed te gaan, onder heel veel gelach maakten zij het pak stof haast niet bewegen konden. Terwijl
~I en het pak j
mijnheer Egel tot den volgenden dag besteld was en daar"
hadden, zetten zij
broek voor Willy een
Binkie
schaar „knip-knip-knip". Na eenige
oogenblikken was
de stof voor Willy Wezels uniform een „Laten we een
costuum te maken voor Susie. hij. „We moeten alles vanavond klaar
Dien avond werkte hij met Flip tot diep hebben!”
in den nacht en toen Susie s costuum 2e begonnen dus hard te werken en
klaar was, besloten zij naar 1
en de uniform van Willy Wezel
voor i
te laten liggen.
Maar o! Toen Binkie de laatste twee
pakjes openmaakte, schrok hij zóó gewei- laken,
dig, dat hij bijna omviel. Want voor hem
lag een stuk rood-en-geel gestreepte zijde
en een stuk lila-gestreepte zij.
Hij keek naar Filp.
„Flip," zei hij ontdaan, „wat voor stof
is dat? Ik ben bang, dat mijn oogen slecht
zijn geworden.”
„O," zei Flip, toen hij het zag en hij gaf
een schreeuw van schrik. „Binkie! We heb
ben de stoffen verwisseld. We hebben de
kleeren van Susie en Mowdie van de stof
van Wezel en Egel gemaakt. Wat moeten
we nu beginnen?!"
Binkie krabde op zijn hoofd en
na. Toen begon hij plotseling te lachen.
„Het is grappig," gichelde hij.
vreeselijk grappig. We zullen nu voor
zei een uniform moeten maken
en-geel gestreepte zij en voor
pak van lila-gestreepte zij!"
DE ZWARTE BRAAM.
J k ben de grootste braam van den
struik!"praalde een dikke braam, die
zoo rijp was dat het wel leek alsof
hij ieder oogenblik zou moeten opensprin
gen.
Hij kreeg geen antwoord en na eenige
oogenblikken ging de zwarte braam
verder:
„Ik ben de mooiste braam en de zwart
ste en de sappigste. In één woord: ik ben
de beste braam van den heelen struik!"
Nog kreeg hij geen antwoord. Een zacht
windje ritselde door de bladeren van den
struik maar al de andere bramen bewaar
den een bescheiden stilzwijgen.
„Hooren jullie niet wat ik zeg, jon
gens?" riep de zwarte braam nu luider.
Hij was boos, omdat niemand op zijn
woorden inging. „Ik ben de zwartste
braam van den struik," herhaalde hij weer.
„Ik ben veel beter dan één van jullie
jullie groene, bleeke, ondervoede schep
sels!"
„Dat komt alleen maar, omdat jij een
plaatsje in de zon hebt,” mompelde een
kleine, groene braam, die begreep, dat er
toch iemand iets zeggen moest. Hij was
half verborgen onder een groot blad, op
een koel, schaduwrijk plekje aan den
struik en hij voelde er zich heel gelukkig.
„Ja, maar waarom heb ik die plaats in
zon gekregen?" viel de dikkê, zwarte
braam uit, blij dat er iemand was die naar
hem luisterde. „Omdat ik meer verstand
had dan jullie allemaal bij elkaar. Jullie
zijn tevreden, ofschoon je je leven ver
ren te komen, die
ben!"
„Misschien komen ze dan niet eens!"
„O ja, dat zullen ze zeker," zei Egel.
„Ze vroegen Sammy wat a.a.u.b. betee-
kent, en Sammy zei, dat het amandelen,
apennootjes, ulevellen en boterkoek befee-
kende. Ha! Ha! En niets zal Binkie en Flip l
weerhouden om te komen nu ze denken,
dat ze dat krijgen. Wat zullen we lachen!
Ha! Ha!"
EEN HOPELOOZE WARBOEL. Flip keek sip. Hij was bevreesd voor de costuum wel
(vervolg; gevolgen wanneer hun vergissing zou uit-
I I ij legde het op tafel en weer zei zijn komen. Maar toen hij zich Egel voorstelde
1 J schaar „knip-knip-knip Na eenige in een costuum van lila-gestreepte zij, be- natuurlijk ook Egels costuum niet. Hij was
Binkie bezig uit gon hij toch ook te lachen, zelf ook erg boos omdat hij er zoo bespot-
een „Laten we een beetje voortmaken!" zei telijk uitzag.
Samen gingen zij nu naar Mowdie Mol
en Susie Eekhoorn, die ook allebei al even
ontdaan waren omdat ze zich in de dikke
Jze
en de uniform van heel andere stof dan er nog met hun vieren aan het overleggen wa-
---ze geen goed genoeg ren wat zij moesten doen, zei Willy
van onderen aan de opeens:
voor Willy een stukje van het roode „Hoor eens! Ik sluip vannacht naar het
waarvan Binkie en Flip zelf een hol van Binkie en Flip en neem de roode
costuum hadden uitgekozen. costuums weg, die zij voor zichzelf voor
„Wat zullen de anderen lachen,” zeiden de partij hebben gemaakt, en ik laat onze
ze tegen elkaar, toen ze zich voorstelden kleeren er voor in de plaats achter. Egel
hoe Willy Wezel en mijnheer Egel eruit en ik kunnen gemakkelijk Binkie en Flip
zouden zien. hun kleeren aan en het zal een goede straf
Zij pakten nu alle kleeren in en gingen zMn voor die twee leelijke hazen, als ze
afleveren aan de huizen van de eige- genoodzaakt zijn in de bespottelijke klee-
Toen haastten zij zich terug naar ren te komen, die ze ons gestuurd heb-
om te gaan slapen, want het was weer
laat geworden.
„Wat zal Egel wel zeggen van zijn
costuum," lachte Binkie, terwijl hij zijn
dacht ias)e uittrok.
Nou, Egel zei heel wat, toen hij zag wat
Het is Binkie hem thuis had gebracht en ook
We- Mowdie, Susie en Willy Wezel
van rood- dend. Ze zagen
Egel een spottelijk uit.
„Misschien heb
(Wordt vervolgd.)
en 1
i
Binkie en Flip werkten tot diep in den nacht.