I TB ill '0 i x ry I h i Uil i-- LI i iy ÈSriT fj |pl 1 -1 I 5 ra MM c '^gsh.. Beleefde inbreker„Blüfmaar boven, mijnheer. W(j komen wel naar u toe!” STAGE. DOOR. .Waar ben ik dan, als de „Hoe heeft De Bruin zijn been gebroken?” „Zie je die treetjes daar?” «J a. „Nou, De Bruin zag ze niet!” Nerveuze passagier: „M-maar d-daarnet reed je veel voor zichtiger Het meisje achter het stuur: „Ja, maar ik heb net mjjn auto verzekerd!” om hangt er een motorband om zijn portret?” De herbergierster: „Dat is mijn overleden man! Hij had de eer, de eerste in het dorp te zijn, die dooreen motor werd overreden!” I ,‘li Mevrouw (tot dienstbode, die zich komt verburen): „Maar je bent slechts drie weken in je vorige betrekking geweest!" be sollicitante: „Ja mevrouw, maar u moet niet ver geten, dat ik er twee weken lang een juweel ben ge- F I h „Moeder, zal ik even dien brief voor u op de bus gaan doen?" „Neen, het regent veel te hard! Je vader zal wel gaan!” be jongen in het net (als de controleur verschijnt): „Vader, het is zoo warm hier boven!" Dronken man (kijkend naar de weerspiege ling in den vijver): „Wat is dat?" Voorbijganger: „De maan.” Dronken man: maan onder me is?" De inbreker„Wat voor den duivel wil je met dat ge weer uit voeren De angstige bewoner: „Heb-heb je nergens een muis gezien Bullenhijter van een kolonel (tot soldaat, die gevraagd heeft zijn oppasser te mogen worden): „Dus jjj wilt mijn oppasser worden Ben je niet bang voor me Soldaat: „Neen, kolonel!” „Dat is goed, kerel. Wat ben je van j.e beroep? „Leeuwentemmer, kolonel!” Hij„Hoe weet je vader, dat we in zijn auto zijn uit geweest Zij„O, heel eenvoudig, Weetje nog dien dikken heer, dien wij overreden hebben? Nou, dat was vader!” „Alles is veranderd, sinds we hier waren twee jaar geleden.” „Alles niet. Ik heb nog steeds mijn zelfie overhemd aan.” Mevrouw: „Ik maak niet graag aanmerkingen, Doortje, maar je moet toch weten, dat als mijnheer zijn schoenen voor de deur van de slaapkamer zet, de bedoeling is, dat je ze poetst!” Doortje „Heel ,goed, mevrouw, en wat is de bedoeling als mijnheer ze voor de buitendeur zet Moeder (na vader te hebben berispt omdat hij Jantje heeft laten proeven van den advo caat): „En hoe is het er mee, Jantje?" Jantje: „Heerlijk, moeder. Net centrale verwarming!" Dt vereer'ter (tot actrice): „Wilt u mij uw handteekening geven, juffrouw Toen u gisterenavond van het tooneel ging, was ik het, die klapte!” Ss - ■pip' jg*

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1929 | | pagina 16