H
HET GEHEIM VAN HET GELE HUIS
(VRIJ NAAR HET ENGELSCH)
door FIOR DALISO
voordat hij
ant-
even
geleden vertrokken
voor
slecht
consult
oom
lijdende
dat hij daarvoor onder be-
was echter kort
anderen dokter
Korte inhoud van het voorafgegane
John Franklin is gearresteerd, verdacht zijn oom, bij wien
hij inwoonde, vermoord te hebben. Zijn vrienden Tubbs
en Brown gaan naar hem toe om hem te helpen en den
geheimzinnigen moord te ontrafelen.
John vertelt hun. dat zijn oom vroeger nogal een avon
tuurlijk leven had geleid en dat hij soms nogal eens on
hebbelijk was tegen personen uit zijn omgeving. Met John
was hij echter altijd goed, en ook na Kun ruzie onder
het diner waren zij des avonds weer goede vrienden ge
worden. Voorts vertelt John, dat zijn oom lijdende was
aan een soort indigestie en d~* hi; d
handeling was van dokter Sgaar. Deze i
en nu behandelde een
hem.
I
w
I
oom zeer
graag een
dokter wilde. Mijn
niets van hooren. Hij had
John aarzelde
woordde:
„Ja, dat heb ik ook gedacht, maar je moet
niet vergeten, dat ik ze niet heel duidelijk
heb kunnen verstaan. Het kwam mij in ieder
geval voor, dat hij zei: „De sigaren! De siga
ren!" Maar zéker weten doe ik het niet. Ik
zou er bijvoorbeeld niet op durven zweren.
Natuurlijk heb ik er over nagedacht en hoe
meer ik dat deed, Eöe meer ik begon te twijfe
len of ik ze wel góéd had verstaan. Ik heb
me zelfs al afgevraagd, of hij soms ook niet
kan hebben gezegd: „Segaar! Segaar!" Ik zal
je zeggen, waarom ik dat later ben gaan den
ken. Zooals ik je heb verteld, is de tijd, dien
mijn oom in Zuid-Amerika heeft doorgebracht
nogal.... ja, hoe zal ik het zeggen, nogal
„veelbewogen" geweest. Hij schijnt er nogal
wat avonturen te hebben meegemaakt. Zoo
heeft hij er ook nog goudgedolven. Mijn eigen
overtuiging is steeds geweest, dat hij daaraan
zijn fortuin te danken heeft. Ik geloof, dat
hij zelf een mijn heeft gehad. Mijn oom was
echter een zonderling en hij schijnt met alle
menschen, die hij ontmoet hééft, niet even
goed te hebben kunnen opschieten. Vooral
vandenvroegeren eigenaar van den mijn scheen
hij een grooten afkeer te hebben gehad. „Dat
was een gemeene kerel," zei hij eens tegen mij.
„Hij heette Segaar. Ik had de mijn eerlijk
gekocht, maar hij beweerde, .dat ik hem had
afgezet, en dat ik hem in de gevangenis had
geholpen, doordat ik hem een valsch contract
had laten teekenen. Hoe het zij, hij dreigde
steeds, dat hij zich wel wreken zou, als hij
vrij kwam, al moest hij mij er ook de heele
wereld voor nareizen." Dat heeft mijn oom
mij jaren geleden eens verteld, en ik herin
ner me nog goed, dat hij erbij voegde: „Maar
hij schï’nt zijn voornemen vergeten te hebben,
want het is nu al jaren geleden en hij moet al
lang vrij zijn. Als hij zijn plan dus nog wilde
uitvoeren, had hij het allang kunnen doen nu
ik reeds zoo’n tijd hier woon en iedereen me
kent!"
John zweeg even en vervolgde toen: „In
het eerst dacht ik natuurlijk heelemaal niet
aan dien man. Het was al zoo lang geleden,
dat mijn oom er over gesproken had, maar
toen ik hier in mijn eentje zat te piekeren,
schoot dat verhaal me opeens te binnen en
ook de naam „Segaar" en ik heb toen nog
even gedacht, of die man werkelijk zijn be
dreiging ten uitvoer heeft gebracht en of mijn
oom misschien door zijn naam uit te spreken,
mij heeft willen laten weten wie hem heeft
vermoord. Het klinkt een beetje als een
stuiversroman, niet?” vroeg hij opeens aan
Tubbs.
„Heelemaal niet,” antwoordde deze. „Je
veronderstelling is heel goed mogelijk. Heb
je het nog aan de politie verteld?"
„Neen.”
„Waarom niet?"
„Wel, in de eerste plaats niet, omdat ik
dacht, ze zullen misschien toch denken, dat
ik het verzonnen heb om mezelf vrij te plei
ten en in de tweede plaats geloof ik toch
zeker, dat mijn oom gezegd heeft „De sigaren!
De sigaren!" Ik weet soms zélf niet, wat ik
ervan denken moet," besloot John zuchtend.
„Je moet namelijk niet vergeten, flat mijn
oom haast niet meer spreken kón!"
„Ja," zei Tubbs, „ik begrijp je twijfel vol
komen. Toch lijkt mij dat verhaal van dien
Segaar niet zoo heel gek. Je hoort zooiets wel
eens meer. Enfin, we zullen wel probeeren de
zaak tot een oplossing te brengen, kerelWe
gaan nu weg om een onderzoek in te stellen
Houd je flink! Zoodra we iets weten, hoor
je het!"
Toen we eenmaal buiten stonden, nam
Tubbs me eerst mee naar het hotel aan den
overkant, w^ar we vlug een kop koffie ge
bruikten en daarna begaven we ons op weg
„Is hij weggegaan zonder hem aan een an
deren dokter over te dragen?"
„Ja. Daar heb ik ook over gedacht, sinds ik
sinds ik Munro heb gesproken, bedoel ik.
Munro sprak tamelijk gedecideerd over de
ziekte van mijn oom. Mijn eigen opinie is, dat
hij de kwestie overschatte. Maar mijn oom
was wel op hem gesteld. Waarschijnlijk om
dat dokter Munro in zijn leven ook veel had
gereisd. Ik heb er zoo’n idee van, dat zij vaak
over hun avonturen en ondervindingen van
gedachten gewisseld hebben."
„Hebben zij elkaar nooit vroeger ontmoet?"
John schudde zijn hoofd.
„Ik geloof het niet. Mijn oom heeft er
nooit iets van gezegd en ik heb het ook nooit
ergens uit kunnen opmaken."
„Waar is dokter Sgaar heengegaan?"
„Ik geloof naar het buitenland, voor de een
of andere zakenaangelegenheid. Mijn oom
wist er alles van. Hij is voor onbepaalden tijd
weggegaan, maar liet alles in zijn huis zooals
het was, omdat er een typische, oude profes
sor in kwam wonen. Het huis ligt zoowat een
kilometer van ons vandaan en de weg erheen
loopt door het moeras.".
„Juist. Als ik het goed onthouden heb,
heb je Blake geroepen en hebben jullie sa
men het huis doorzocht en vonden jullie niets
bijzonders of verdachts?"
„Niets. Alleen lag er in de bibliotheek een
stoel op den grond. Die was omgevallen,
maar dat was alles. Ieder raam was gesloten
en alle deuren waren zooals gewoonlijk op
slot."
Tubbs stond op en rekte zich uit.
„Het is goed, John,” zei hij. „Ik ga nu naar
het Gele Huis om er zelf wat rond te kijken.
Misschien, dat ér nog iets aan den dag geko
men is sinds jij hier bent. Trek je niet te veel
van de geschiedenis aan. Dat ze je gearres
teerd hebben, heeft niets te Béteekenen. De
politie arresteert nu eenmaal graag, moet je
niet vergeten. En je hebt het hier niet slecht,
wel? We zullen je wat couranten en boeken
laten brengen. O, ja, nóg iets. Heb je er
eenig idee van, wat je oom bedoelde met zijn
laatste woorden? Riepen ze de een of andere
voorstelling bij je op? „De sigaren! De siga
ren!” Het zijn zonderlinge zoogenaamde ster
venswoorden, vind je ook niet?"
van mijn
en dat hij
een anderen
daar echter
ij zei me, dat de toestand
was
met
wou
een hartgrondigen
afkeer van alles wat naar een dokter zweem
de, behalve van Sgaar, en ik had hem
slechts kunnen bewegen dien anderen dokter
te raadplegen, omdat hij eenigszins geschrok
ken was toen hij van de pijnen een paar keer
bewusteloos was geworden. Munro dat is
de andere dokter zei mij, dat iedere op
winding mijn oom bespaard moest blijven.
Daarom had ik er ook zoo’n spijt van, toen
wij onder het diner woorden hadden gehad.
Ik heb hem gelukkig wel niet gedood, maar
hij had er toch ook wel in kunnen blijven
toen hij zich zoo erg opwond. Alleen de op
winding tijdens een gesprek kon reeds doode
lijk voor hem zijn. Ten minste, als dokter
Munro niet overdreven heeft."
Tubbs knikte.
„Wist dokter Sgaar hoe ernstig het met
je oom gesteld was?"
„Dat weet ik niet. In ieder geval heeft hij
er noch mijn oom noch mij ooit iets van ge
zegd!"
Tubbs keek een oogenblik nadenkend
zich uit.
„Wat voor een soort man was die dokter
Sgaar
„O, een zonderling heerschap met een roo-
den baard, rood haar en een bril op. Hij hink
te ook een weinig. Maar hij was geloof ik
vreeselijk knap. Mijn oom dweepte met hem
en dokter Sgaar wist dan ook inderdaad
wel, wat hij doen moest als mijn oom zoo’n
aanval kreeg!”
WINTERSCH LANDWEGJE OP WALCHEREN.