tï Laai 1 a 7* t. EEN BEKEND PUNT BIJ DE GEDENKNAALD TE APELDOORN. door met je verhaal,” zei de de- i ZEEUwSCH LANDSCHAP BIJ RITTHEM. lafaard, een ver een kerel I -1 er in gehaald me om je „Wanneer ik jullie zeg, dat ik Brockton Pot ter niet heb doodgeschoten, dan vertel ik de waarheid. O, ik ben wel bij hem geweest en misschien zullen jullie me gelooven, als ik er bij verklaar, dat ik werkelijk naar hem toe was ge gaan met de bedoeling hem een pak slaag te geven. „Daar heb je het motief tot den moord,” zeggen jullie misschien. Het kan zijn, dat jullie denken, dat ik een dwaas ben om dat zoo maar toe te geven, maar Ben heeft gelijk en ik zal de heele waarheid vertellen, precies zooals alles is gebeurd. Wekenlang had ik al geprobeerd, Brockton Potter te spreken te krijgen. Dat weten jullie allemaal, want ik heb er vaak genoeg over ge sproken. Ik ben zeker wel zes keer naar zijn huis geweest. Ik heb hem brieven en telegram men gestuurd. Vanavond las ik een critiek over het nieuwe stuk, dat hij zou gaan opvoeren. Dat was mijn stuk; hij had het van mij gestolen! Ik veronderstel, dat jullie zullen kunnen be grijpen wat er in mij omging. Ik bezat bijna geen cent en daar las ik, dat mijn stuk een millioenen- recette werd voorspeld! Dat beteekende dus, dat ik er eigenlijk een fortuin aan had moeten verdienen. Langs wettelijken weg kon ik mijn recht echter niet zoeken, want ik had Potter nu ook wel. Toen Rickard werd opgebeld, deed zij, alsof ze hem op zijn kamer opbelde. Inplaats daarvan vroeg zij aan het centraal bureau het nummer, waar ze wist dat hij was en verbond de beide lijnen met elkaar „Juist, zoo ging het,” bevestigde Mike Sheedy. „En daar er geen middel is om lokale gesprek ken te controleeren, is het gelukkig voor de po litie, dat Rickard een toestel gebruikte, dat slechts half lokaal was. Fout nummer twee, be grijpt u? Hij had nog een tien minuten moeten riskeeren, eer hij opbelde. Hij had moeten wach ten, tot hij met het veer was terug gevaren en dan pas moeten laten opbellen. Nu heeft hij een toestel gebruikt, dat buiten de grens van het lokale net lag. Zoo kreeg ik het bewijs in han den. Ik belde voor alle zekerheid de centrale aan den overkant van de rivier even op! En daar antwoordde men mij, dat het hotel om elf uur had opgebeld en een mr. Rickard aan de telefoon had gevraagd. De zaak is dus volkomen duidelijk; Rickard vroeg u hem om elf uur op te bellen; tegen miss Cullen zei hij, hem via de centrale aan den overkant van de rivier op te bellen en de beide lijnen te verbinden. Die miss Cullen loog als een heks om herii te redden, maar toen ik haar vertelde van mijn informaties, moest zij natuurlijk wel bekennen Allan Rickard staarde zwijgend voor zich uit. Langzaam wendde hij zijn doodelijk bleeke ge zicht naar Ben Andrews. „Het spijt me, Ben, dat ik je heb,” zei hij. „Het was laag van vriendschap op die manier te misbruiken." „Ja, het was zeker gemeen van je om dat te doen,” antwoordde Ben Andrews veront waardigd. Rickey boog beschaamd zijn hoofd. „Ik ge loof, dat het onmogelijk is voor iemand van jullie, om te begrijpen wat het zeggen wil, be schuldigd te worden van een moord, dien je niet hebt gedaan. O, natuurlijk, niemand van jullie gelooft me meer, nu ik heb geprobeerd een valsch alibi in elkaar te zetten. Daarom denken jullie vanzelfsprekend dat ik schuldig ben, maar ik heb het niet gedaan, ik heb Brockton Potter niet doodgeschoten!" „Wees niet zoon vervloekte Rickard!” viel Ben Andrews uit, met achtelijken klank in zijn stem. „Wees en vertel de waarheid.” HOOFDSTUK VII. Rickey vertelt. Rickey haalde zijn schouders op. Zijn mond werd een dunne streep, zóó dicht perste hij zijn lippen opeen eer hij begon: geen compleet manuscript gezonden. Vanavond ben ik nu naar zijn huis gegaan om tenminste de voldoening te hebben dat ik hem een goed pak slaag kon geven voor zijn gemeene daad.” „Een idee, dat afkomstig was van miss Cul len,” viel Mike Sheedy hem in de rede. „Kunt u haar niet er buiten laten?" vroeg Rickey. „Ga maar tective. „Ik was om ongeveer half elf bij Potter," vervolgde de tooneelschrijver. „Ik had er geen idee van, hoe ik binnen moest komen. Ik geloof, dat ik den butler voorbij zou zijn gerend of hem een slag tegen zijn kin zou hebben ge geven, als hij mij den toegang had willen be letten. In ieder geval was ik besloten naar om standigheden te handelen, maar dat ik binnen zou komen, stond voor mij zoo vast als een paal boven water. Toen ik echter bij de villa van Potter kwam, zag ik de garagedeuren wijd open staan en dat leek mij de gemakkelijkste manier om binnen te komen. Inderdaad was dit zoo. Ik kon gewoon maar doorloopen." „En toen?” Het was Andrews, die deze vraag stelde. Zijn stem klonk hard en ruw en iedere vriendschappelijke klank was er uit verdwenen. „Nou,” vervolgde Rickard, „ik snelde de eene kamer in en de andere uit, tot ik eindelijk boven kwam. Ik vond Brockton Potter in zijn stoel zitten. Het licht brandde gedempt, en eerst dacht ik, dat hij sliep. Ik greep hem daarom bij zijn schouder en schudde hem heen en weer. Hij droeg een gekleurden bril. Die viel op den grond, toen ik hem heen en weer schudde en tpen zag ik, dat hij dood was. Gedood door een kogel.” Vier paar oogen waren op Rickey’s gezicht gevestigd. Alleen in de oogen van Ed. Turner was iets van sympathie te lezen. Ben Andrews en Tom Kingsley keken hem zelfs vijandig aan; beiden voelden, dat Rickard hen op een unfaire manier had bedrogen. „Dwaas genoeg raapte ik de revolver op,” vervolgde Rickey. „Natuurlijk had ik dit niet moeten doen; dat weet ik wel. Maar ik had het wapen opgeraapt eer ik er bij gedacht had. Toen ik tot bezinning kwam, heb ik de revolver met mijn zakdoek afgeveegd voor het geval ik er soms vingerafdrukken op achter gelaten mocht hebben. Opeens belde de telefoon, en daar het de huistelefoon was, begreep ik, dat er iemand thuis moest zijn, waarschijnlijk beneden. (Wordt vervolgd)

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1929 | | pagina 6