i éi i HET GEHEIM VAN DE VISSCHERSHUT. ge hii ga Tc lui ve: DE GROOTE KRUISWEG IN BERG EN BOSCH TE APELDOORN ne va na tal ze wt vens- be- uit kn Ri ge en stc dii en zij me ik vo en HO uit vr w; nu mt vo „V za ws is ge: tusschen- er groeide, verrukkelijk en vruchten- dat,'' legde de ze een bord en een potje bij mij neer- 1 et is ongeveer acht jaar geleden, dat I I ik voor 't eerst langs de kust van Gorra tot Alide Point trok. Sindsdien ben ik er nog verscheidene malen geweest en later zal ik er als 't ware geblinddoekt den weg kunnen vin den; maar steeds zal de indruk van mijn eerste bezoek aan die streek in mijn her innering blijven door de vreemde geschie denis, welke ik daar te hooren kreeg. Het was geen aangename kennismaking met dit onherbergzaam oord; de wind blies mij in 't gezicht en de regen gutste in stroomen neer; een grauwe mist hing laag over het Kanaal, Soms werd hij ijl genoeg om mij een reeks witte klippen of een stukje land te toonen; of verder omlaag een groep rotsen, waar de zee door spoelde en het wier, dat meenam. Maar voor het grootste deel zag ik slechts de dingen in mijn onmiddellijke nabijheid: aan de eene zijde van het pad de bremstruiken, waarop de regendrop pels glinsterden en aan de andere zijde de kleine dorre takjes aan den rand van de klippen. Juist even voorbij Nale Head, waar het pad steil daalde, werd duidelijk een groote vierkante plek uit den nevel zicht baar en er achter tusschen het voetpad en de zee doemde de omtrek van een hut op. Een meer verlaten woonplaats dan deze eenzame hoek van de kust was nauwelijks denkbaar; daartegenover echter lokte het schijnsel van het vuur door een der ters tot binnentreden. Ik had do'rst en sloot een glas melk te gaan vragen en te vinden, welk soort menschen daar wel woonden. Op mijn kloppen opende een oude vrouw de deur; ze was lang, eenigszins gebogen en had een gebruinde gelaats kleur. Een helder wit kapje op haar hoofd liet slechts weinig van haar grijze lokken zien. PANORAMA VAN GLATZ IN SILEZIÈ IDUITSCHLAND). De oude vrouw plaatste een stoel voor mij aan den anderen kant van den haard. Daarna zette ze water op en nam uit de lade van de tafel een sleutel, waarmede zij een kleine kast in den hoek van de kamer opende. Wat zij eruit noodig had, stond op de bovenste plank en ze moest op een stoel klimmen om het te krijgen. Ik bood haar mijn hulp aan; doch ze wees ze beleefd af en haalde een klein groen busje te voorschijn. Ónmogelijk was het mij den geur te be schrijven van de thee, die dat busje be vatte. Toen de vrouw het kokend water in den theepot schonk, werd de geheele ka mer met een bijzonder aroma gevuld. De suffe man in den stoel haalde diep adem, alsof de heerlijke geur oude herinneringen in hem wakker riep. De vrouw schonk mij een kop in en ik proefde ervan. „Gesmokkeld,” dacht ik bij mezelf, want werkelijk zou in Londen zulke thee niet te bekomen zijn, al betaalde men er vijftig shilling het pond voor. „Smaakt 't u?" vroeg de vrouw. Voor ik kon antwoorden, had ze een tafeltje naast mij gezet, dat ze met aller lei lekkernijen uit de kast belaadde. Spra keloos zag ik toe. Wat al verscheidenheid en weelde! Kaviaar en een klein kaasje; gedroogde vijgen gelei; olijven; kersen op brandewijn, ge- confijte hazelnoten; biscuits en allerlei soorten vreemde Russische suikerwerken! Stom van verbazing al dat ongewone in een arme visschershut aan te treffen, leun de ik achterover in mijn stoel. „Stanislaw zendt ons oude vrouw mij uit, terwijl met eigengebakken brood boter bracht en dat eveneens zette. „Wie is Stanislaw?" vroeg ik. „Stanislaw Brodoff." Even hield ze op en vervolgde toen: „Hij vaart op een Rus sische boot." „Een vriend?" informeerde ik. Ze droeg een paars jakje over een bruine japon, die tot haar enkels reikte en waaronder dikke gebreide kousen met ver sleten sloffen zichtbaar waren. „Een glas melk?" zei ze vriendelijk, „waarom niet liever een kop thee?" „Dat zal te veel moeite voor u zijn,” antwoordde ik. „Welneen hoor; kom maar gerust bin nen en warm u bij den haard. Er is hier niemand anders dan mijn man en hij zal 't u niet lastig maken, want hij is stokdoof en kindsch. Peter! arme doove kerel; hier is een vreemde heer, die wat komt rus ten!” De man, dien zij met Peter aansprak, zat half slapend in een leunstoel voor het vlammende haardvuur. Hij keek mij met nietszeggende oogen aan en staarde direct weer voor zich uit.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1930 | | pagina 6