ufe w VOOR DE JEUGD E I te (Wordt vervolgd.) 7 weten paarh naar De traan lijkhe lijke veel mens< kweld Ze tie, di in uit door leidin een brach anorg wandi HEI en trap, die naar be de olie eruit gegoten zult heb- ik heb ook geen geld aan je gordel steen zichtbaar werd, koperen ring "1 i bang geloopen, en zei: „Wees steen ligt is en rijkste vorst ter wereld. Pak den ring til den steen op!" Aladdin deed wat hem gezegd werd zag onder den ring een neden en naar een deur leidde. „Daal deze trap af, mijn zoon, en doe die deur open," zei de vreemdeling. „Je zult er door in een grot komen, die in drie groote vertrekken is verdeeld. Draag er echter zorg voor, je kleed goed strak om je heen te slaan, voordat je de eerste kamer betreedt, want als je kleed ook maar even, den muur aanraakt, zul je oogenblikkelijk sterven. Loop dan zonder te blijven stilstaan door de tweede en derde kamer. Aan het einde van de derde kamer zul je een deur vinden, die toe gang verleent tot een tuin, waarin zich boomeh bevinden, die zwaar beladen zijn met fruit. Loop direct door dien tuin naar een terras, waar je in een nis een ander een vuurtje van de stokjes en na er wat reukwerk op gedaan te hebben, sprak hij verscheidene tooverwoorden, waarop de grond zich onmiddellijk Qpende en er een steen zichtbaar werd, waaraan een was bevestigd. Aladdin was en zou het liefst hard zijn weg- maar de man hield hem vast brengen, opdat ik moge zien goede broeder woonde en laatste' uren doorbracht." Aladdins moeder was zeer verbaasd te hooren, dat haar man een broer had, maar zij genoot met haar zoontje van het ge luk, dat hun later ten deel was want de vreemdeling had aan beloofd een winkel voor hem te koopen en hem net zoo als de rijkste kooplieden van de vreemdeling om Aladdin een mee naar buiten te nemen. Nadat zij een eind geloopen hadden, bereikten zij een nauw dal tusschen twee bergen, bleef Aladdins metgezel staan en den knaap alle droge stokjes bij elkaar te hij stond bekend als de Afrikaansche too- zoeken, die hij kon vinden. Toen Aladdin venaar en hij was opzettelijk van zijn ge- aan zijn verzoek had voldaan, maakte de boorteland heelemaal naar Dhina geko- maar niet bang. Onder dezen een schat, die voor jou bestemd die je rijker zal maken dan de en men om in het bezit te raken van de won derlamp. Een orakel had hem onthuld, waar de lamp zich bevond, en bovendien had dit hem medegedeeld, dat de lamp hem door iemand vrijwillig gegeven moest worden, wilde hij er profijt van kunnen trekken. Daarom had hij zich van de hulp van Aladdin verzekerd om in het be zit te raken van het kostbare voorwerp. Aladdins kreten weerklonken door het sombere hol, maar werden door niemand gehoord. Uitgeput en moe vouwde hij ten slotte zijn handen voor een hartelijk ge bed; terwijl hij dit deed, wreef hij langs den ring, dien de toovenaar aan zijn vin ger had geschoven. Onmiddellijk rees er nu een geest uit den grond op en vroeg: „Wat wilt ge hebben? Ik ben bereid je te gehoorzamen. Ik dien hem die den ring bezit, welken gij aan uw vinger hebt, ik en de andere slaven van den ring." Ofschoon Aladdin erg bang' was, ant woordde hij: „Wie ge ook zij t, help mij hier uit te komen.” Nauwelijks had hij deze woorden ge sproken of hij vond zichzelf staan op de plek, waar de toovenaar hem had ver laten, terwijl hij geen spoor meer kon ontdekken van het hol. Snel begaf hij zich naar huis en nadat hij zijn moeder had verteld, wat er was gebeurd, vroeg bran- hij om wat te eten. knaap, dende lamp zult zien. Neem die lamp en „Helaas, kind," antwoordde zijn moe- ze uit. Wanneer je de pit wegge- der, „ik heb geen stukje brood in huis en en de olie eruit gegoten zult heb- ik heb ook geen geld om het te koopen!" UIT DE DUIZEND-EN-ÉÉN-NACHT. Het verhaal van Aladdin en zijn wonderlamp. ang, heel lang geleden leefde er in I,de hoofdstad van Dhina een I Aladdin geheeten, wiens moeder blaas een arme weduwe was. Op zekeren dag, worpen toen hij met zijn vrienden op straat speel- ben, bevestig de lamp dan de, bleef een vreemdeling, die voorbij- en breng ze bij mij." kwam, voor hem staan en sprak hem aan. Na deze woorden nam' de vreemdeling „Jongen," zei hij, „heette je vader niet een ring van zijn vinger en hem aan een Moestapha en was hij geen kleermaker?" van Aladdins vingers schuivend, zei hij: „Ja, mijnheer," antwoordde Aladdin, „Dit is een talisman tegen alle kwaad, „maar hij is al heel lang geleden gestor- zoo lang je mij gehoorzaamt. Doe daarom ven." moedig wat ik je heb gezegd en we zullen Toen de knaap deze woorden had ge- allebei ons leven lang rijk zijn." zegd, sloeg de vreemde man zijn armen Aladdin volgde de aanwijzingen van om Aladdins hals, kuste hem verschei- den, vreemden man op; maar toen hij te- dene malen en zei, terwijl de tranen in rugkeerde met de lamp, zag hij, dat het zijn oogen sprongen: fruit aan de boomen geen echt fruit was, „Ik ben je oom; je goede vader was maar dat het gemaakt was van gekleurd mijn eigen broer. Ik herkende je op het glas. In werkelijkheid waren deze stuk- eerste gezicht, zóó veel lijk je op hem." jes glas echter prachtige juweelen, die Hij gaf den knaap vervolgens een hand- iedere beschrijving te boven gingen. Hij vol geld en zei: „Ga naar je moeder, mijn vulde zijn beurs en zijn zakken er mee, jongen. Doe haar mijn groeten en zeg en beladen met schatten, waarvan hij de haar, dat ik haar morgen een bezoek zal waarde niet eens kon vermoeden, keerde waar mijn hij naar den ingang van het hol, terug en waar hij zijn riep; „Alsjeblieft oom, reik mij uw hand om mij eruit te helpen." De vreemde man stond er echter op, dat Aladdin hem eerst de lamp zou ge ven. Maar Aladdin, wiens handen met gevalllen, juweelen gevuld waren, weigerde dit. Aladdin Hierdoor werd de vreemdeling boos; hij wierp wat reukwerk op het vuur en sprak mooi te zullen aankleeden twee tooverwoorden, waarna de steen de stad. weer terug op zijn plaats rolde zoodat Den volgenden morgen vroeg verscheen Aladdin in het sombere hol .werd opge- dagje sloten. Toen begreep Aladdin dat de vreemde man geen oom van hem was, maar een Hier booze toovenaar, die hem kwaad wilde vroeg doen. En dat was inderdaad waar, want -L - -J*?] UN0, EEN EEN PRIESTER UIT DE HOOFDSTAD VAN DHINA PRINSES BOEDDIR AL BOEDDOER. (Zie volgende nummer). I ■sa te i i

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1930 | | pagina 14