NAAR HET INZICHT. E I 1 DE HERINNERING. (Slot). OP WEG VAN BEEKBERGEN NAAR UGCHELEN gilletje, toen ma il aar u te kunnen kennis stak zijn hand uit. vertrouwen, Jeanne. Ge- vanzelf in orde! voor- reeds lang niet meer zoo eentonig uit, toen ik eenmaal een Peter Vermeulen had gestopt. Hij citroenen en kokend een grog volgens zijn „Jan,” zei John. „Ik ben blij, met ken!" Ker boog en „John, dit is Jan Ker, de bekende schrij ver, een beroemdheid om tot vriend te hebben trotsch, dat ik hem ken. „Het spijt me heel erg, John, maar ik kan niet met je trouwen, omdat ik. omdat Jan en ik gaan trouwen.' Jeanne, wat bedoel je in 's hemelsnaam?' John stiet de woorden uit, terwijl zijn oogen zich verwijdden van verbazing. „Je weet toch, dat je van mij houdt?" „Dat dacht ik. twee minuten geleden zelfs nog,' antwoordde zij kalm. „Toen be sefte ik echter opeens, dat ik van Jan hield, van hem èn van niemand anders.' Toen ging John heen. Hij begreep, dat er niet over te praten viel. Nu kende hij Jeanne en hij besefte, dat hij haar verloren had. Zoodra hij weg was, wendde Jeanne zich tot den kreupelen man, die weenend en lachend tegelijk met uitgespreide armen op haar toe wankelde. r zijn van die avonden, waarop men het zelfs met den besten wil van de wereld noch op zijn kamer noch in zijn stam café kan uithouden. Avonden, waarop het leven iemand al zeer troosteloos en verdrietig voorkomt. Dan is 't maar het beste, dat men naar Peter Vermeulen gaat. Die heeft ten minste een werkelijk „tehuis Zijn woning ligt aan het kanaal. Ze doet vriendelijk en helder aan, en ze biedt een mooi uitzicht op de lage lindeboomen aan den kant van den weg en over het lage, vlakke land dat er langs ligt. De oude Peter Vermeulen, die zich hier een goede honderd jaar geleden vestigde, heeft het huis zelf laten zetten. In het oude huis leeft nog een groot gedeelte van de familie traditie en den welstand van de oude Ver meulens. Over den helder wit geschuurden vloer van het voorhuis en langs de een beetje krakende trap bereikt men de eerste verdie ping, waar mijn vriend Peter thans de beide voorkamers in gebruik heeft. Hij zit daar zoo behaaglijk en schen de oude familieportretten en teed naar haar huis, den chauffeur tot spoed aanzettend. Jeanne zelf deed hem open. Ze slaakte een ze zijn gezicht boven den bos bloemen zag uitkomen. Was het verwarring of schrik? „Dag John. Kom binnen!" „Jeanne!" Zijn gansche ziel lag in zijn oogen, toen hij dit ééne woord zei. Hij volgde haar de kamer in. Hij zat nog slechts eenige minuten, zocht nog naar het geschikte woord om mee te beginnen, toen de deur openging en Jan Ker de kamer kwam binnenstrompelen. Hij leunde zwaarder dan ooit op zijn stok en Jeanne zag, hoe bleek hij zag en hoe er diepe groeven bij zijn mond liepen. Opeens voelde zij iets als medelijden voor den man, die niet zoo sterk was als andere mannen. „Je hadt de deur opengelaten, Jeanne, zoo- dat ik zelf wel kon binnenkomen! Ik stoor toch niet?” Jeanne glimlachte vriendelijk tegen hem., ze op haaT kalme wijze, „dit is Toen John merkte, dat Jeanne liever een vroegeren trein had genomen, dan hem nog èèn keer te ontmoeten, werd hij opnieuw door een gevoel van woede overvallen. Hoe had ze dat kunnen doen? Als ze nog maar even ge wacht had en ze er nog eens over hadden kunnen praten! Maar John kende Jeanne niet. Gewonde trots hield hem vier maanden bij haar vandaan. Toen, op een avond, kon hij het niet langer uithouden en voelde hij, dat hij moest toegeven. Er was per slot van rekening maar één Jeanne en kind of geen kind, ze had beloofd de zijne te zullen zijn! Hij trok zijn grijze kostuum aan, waarvan hij wist, dat Jeanne het hem graag zag dra gen, riep een taxi aan, kocht een bos rozen op het goede oogenblik ge- Ker," zei hij.i „Jeanne en ik om plannen te maken voor ons Ik ben zoo John begon te lachen. „U bent juist komen, mijnheer zijn net bezig huwelijk." Jeanne keek verstolen naar Jan Ker en ze zag iets in zijn oogen, wat haar bijna aan het huilen maakte. Ze zag de lijnen van ver moeidheid. die er om zijn oogen liepen; de lijnen, d”ie de smart om zijn mond had ge groefd. Toen, met een van die vage vermoe dens, die we bij gebrek aan een betere bena ming instinct noemen, zag Jeanne in, dat haar liefde voor John niets anders dan zinsbedrog was, ofschoon ze er zoo zeker van was ge weest, dat het het juiste was. Als van heel ver kwam haar stem: „Toen je binnen kwam, Jan, vroeg John me juist of ik met hem wilde trouwen, en. Ze hield even op en glimlachte tegen Jan, innig en vertrouwd. In beider oogen lichtte 't begrijpen. Toen wendde zij zich tot John. tevreden tus- en de maho niehouten meubelen -precies zoo alsof de vrouw des huizes ieder oogenblik zou kunnen binnenkomen om hem een kop koffie te schen ken. Misschien komt dat wel omdat Peters Moeder hier zeven jaar geleden nog ge leefd en gewerkt heeft, en omdat na dood alles onveranderd gebleven is. Haar eenige zoon heeft niets verplaatst en geen enkele wijziging in het bestuur van het huishouden gebracht. Ook de oude huishoud ster is gebleven, en er hangt nog een goed deel van de atmosfeer die de vrouwen der Vermeulens er gebracht hebben. Hij zat er een paar avonden geleden ook weer zoo echt behaaglijk in den grooten lee- ren stoel naast de kachel. Het leven zag er kwaad en pijpje van zelf sl.eepte cognac, water aan, en maakte beroemd recept. Ik mocht hem altijd graag gadeslaan, als hij daarmede bezig was. Hij ziet er zoo voornaam-kalm uit met zijn grijze haren en zijn slanke, bijna witte handen. „Jij hebt het toch maar goed," zei ik na mijn eersten grog uit den grond van mijn hart. „Ik kan me best begrijpen dat jij het niet noodig hebt om te trouwen." „Noodig is het niet voor me, maar daarom zou ik het toch wel willen.” „Maai” waarom doe je het, dan niet? Het wordt dan toch zeker wel tijd! Of treur je nog altijd om die Liesje Brand?" „Liesje Brand? Die gun ik haar man en haar kinderen van ganscher harte. Zij is nooit de rechte geweest ik bedoel de rechte!” „En wie was die rechte dan wel? Ben je die al wel eens tegengekomen?" „De rechte? Geloof je me wel, als ik je zeg, dat zij hier al eens bij mij geweest is? IV elkom terug," zei hij. „En vertel me VA/ eens, hoe je het gedurende je vacantie heb gemaakt, Jeanne?" Er was een blik van warme belangstelling in zijn oogen, ter wijl hij haar aankeek en zag, dat ze er ver moeid uitzag. Een oogenblik zweeg zij. Toen, haar vriend, dien ze wist te kunnen vertrouwen, recht in de oogen ziende, zei ze: „0, Jan, ik bén ver liefd geworden, hopeloos verliefd.... En ik was zoo gelukkig totdat. totdat. Ze vertelde hem alles en toen ze aan het slot was gekomen, liet ze haar hoofd voor over op de tafel vallen en weende, snik kend, als een hulpeloos kind. De man voor haar bleef haar eenigen tijd strak zitten aan kijken toen stond hij langzaam op, strom pelde op haar toe en legde met een vaderlijk gebaar zijn hand op haar arm. „Jeanne, hij zal wel terugkomen. Hoe oud is hij? Is hij heel jong?' „Bijna dertig!' „Heb dan maar woonlijk komen de dingen Hij houdt immers van je! Dat is het naamste!" Zijn stem klonk zacht, bijna treurig. „0 Jan, Jan. je bent altijd zoo goed voor me geweest. Ik voel me nu zooveel be ter, nu ik je alles heb verteld." En Jeanne veegde met haar zakdoekje de tranen van haar gezicht

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1930 | | pagina 2