I F4! HET BEVEL VAN DEN KAPITEIN. r' legde ze uit. er ze. u 1 Hj Helen?" z< Ze was opgestaan en zóo uitdagend, dat hij In het heldere rnaan- elkaars gezichten heel in hel korte oogenblik elkander den voor ni v< SI er aantrekkelijk gebruind gelaat uw laatste woord?” sprak „Er is geen andere manier; geen eer volle tenminste. Ik moet het geld terug- Een uur later zag Burrage haar als een lieflijke Colombine in de armen van Ri chard Spending als Harlekijn door de prachtige danszaal van het groote stoom schip zweven. Haar gezichtje leek zoo zorgeloos alsof alles, wat zij hem zooeven had verteld, slechts fantasie was geweest. En Burrage bleef haar half onbewust gadeslaan, tot hij plotseling schrikte door een ongewoon iets. Als kundig zeeman begreep hij, dat er gevaar dreigde. Juist toen de dans geëindigd was en de muziek ophield, was de „Meronie" naar bakboord overgeheld. In een mini mum van tijd was de kapitein op de brug; naast hem met een zeemansjas over haar baljapon stond Helen. Zij had geen enkel begrip, hoe zij daar zoo gekomen was; later zou zij zich alles wel beter herinneren, meende ze. „Op een ijsberg gestooten het schip juist in 't midden geraakt we voeren te snel," hoorde zij iemand zeggen. Ze keek Burrage aan, hij keerde zich tot haar: „Ik zal je onder de hoede van tweeden stuurman brengen. Hij zal je zorgen. Ga in zijn boot Helen." Hij sprak luchtig, alsof het een plezier tochtje gold; doch ergens in haar bewust zijn deed een onuitgesproken zin haar plotseling de ernst van het geval begrij pen: „De kapitein blijft op het schip.” Zoo levendig was die indruk, dat ze die woorden hardop sprak. Ze legde haar hand op Burrage's arm, „Ik blijf ook hier,” voegde ze er aan toe. Hij zag haar aan. licht konden ze duidelijk zien en dat hun oogen elkander ontmoetten, lazen beiden daarin iets, wat zij er tot nu toe nog niet in hadden gezien. „Omdat ik „En toch wilt vraag?" „Neen,” antwoordde Burrage kalm. Het meisje bleef voor hem staan en wachtte waarop, wist ze zelf niet. Ze had het gevoel, dat ze zoo zou blijven wachten tot in 't oneindige, als het klokje op het bureau haar er niet aan had herinnerd, dat er dien avond een ge- costumeerd bal was aan boord. Ze had nog maar weinig tijd om zich te ver- kleeden. „Dat is dus ze zacht, „In déze zaak, ja," antwoordde hij. „Dat is de eenige zaak van belang,” antwoordde ze en liet hem alleen. winnen; 't was m'n eenige kans. Hoe kan ik zoo naar Henry teruggaan?" „Ik dacht ik had gewild dat je als mijn verloofde bij Henry zou terug- keeren,” sprak Burrage langzaam. „Als uw verloofde?" „Ja is dat zoo onwaarschijnlijk?" Terwijl Helen hem aanzag keerde lang zaam de kleur weer op haar gezicht te rug. Ze had nooit aan zoo iets gedacht! De kapitein! Ze zag wel tegen hem op; ze bewonderde hem. Hij zag uit met z'n door de zon en z'n mooie donkerblauwe oogen. „Waarom spreekt u zoo?" vroeg van je hou, Helen." u niet doen wat ik II elen Mason zat tegenover kapitein I Burrage in diens kleine elegante kajuit; ze had hem dringend om een onderhoud verzocht. Haar broeder te Montreal, bij wien zij haar intrek ging nemen, was bevriend met den kapitein van den grooten oceaansloo- mer en had hem verzocht, gedurende den overtocht een wakend oog over zijn jonge zuster te houden. Helen was heel mooi en bekoorlijk erf had al dadelijk aan boord veel vrienden gemaakt; maar hoewel ze nog heel jong was, zag ze toch wel uit, alsof ze best in staat was voor zichzelf te zorgen. Nu was er ech ter een bezorgde uitdrukking in haar an ders zoo stralende oogen. „Kapitein Burrage,” begon zij aarze lend, „zou de boot nog sneller kunnen loopen?" Hoewel uiterst verbaasd over die niet verwachte vraag, liet de kapitein hier van niets blijken; doch antwoordde haar als gold het een heel gewoon iets: „Ze heeft een flinke vaart; maar ongetwij feld kan ze sneller loopen indien het noodig mocht zijn. Haar machines „Wat geef ik om haar machines! Als ze sneller kan, laat haar dit dan doen! Beveel het! Ze moet het record breken! Ze kan het; beveel, dat het moet!" Burrage zag het meisje met klimmende verwondering aan. haar houding was een oogenblik beduusd werd. „Wat bedoel je eigenlijk, vroeg hij. „Dat is toch duidelijk genoeg! Het be- teekent voor mij alles, wanneer de „Me ronie” bij dezen overtocht het record verbetert." „Toch denk ik niet, dat ze het zal doen." Kalm nam de kapitein een stuk papier van zijn bureau, maakte een paar berekeningen en schudde z'n hoofd. „Neen, het is thans niet mogelijk." „Het moet mogelijk zijn.” „Waarom dan toch, Helen? Wat is er gebeurd?” „Omdat.... omdat.... Wat moet ik beginnen? Zie eens aan." Met een zwak lachje wierp ze een klein taschje, dat tevens als beursje dienst deed, op z'n bureau. Op enkele koperen geldstukken na, was het geheel leeg. „M’n geheele fortuin," legde ze uit. „Dat is erg, Helen? Alles met bridge verloren?" „Ja, natuurlijk. Ik verloor; maar ik rekende erop, dat m’n geluk zou terug- keeren en bleef spelen. Doch het keerde niet terug. Ik heb alles verloren en nog schulden ook, hoofdzakelijk aan Richard Spending. Deze wilde een weddenschap met mij aangaan. Als het schip op deze reis het record zou verbeteren, zou hij niet alleen mij mijn schuld kwijtschelden, maar bovendien het geheele bedrag terug betalen. U ziet dus, dat er veel van af hangt, kapitein." „En als de „Meronie” het record niet verbetert?" Helen werd heel bleek. „U zei toch dat ze kon „Ik zei, dat het mogelijk, niét dat het raadzaam was. En dat is 't ook niet. Op dezen tijd van het jaar is het risico te groot." „Risico? Wat doet dat er toe? Denk eens aan, hoe prachtig 't zijn zou uw eerste overtocht als kapitein het we reldrecord verbeterend en boven dien. „Lieve kind," viel hij haar in de rede, „je spreekt, alsof het mijn privé stoom jacht is en deze reis een pleiziertochtje. Kun je niet begrijpen, dat ik slechts in dienst van de maatschappij ben en min of meer verantwoordelijk voor den veiligen overtocht van twee duizend menschen?' „O, kapitein Burrage; denk toch eens aan; ik heb m'n geheele verlies als pand ingezet!” „Maar ik zet geen twee duizend levens als pand in!” Er heerschte langen tijd stilte. Helen was de eerste, die sprak. „Dus u wilt zeggen, dat u het bevel tot sneller varen niet zult geven?" „Neen; 't is onmogelijk; je weet, Helen, als ik je had kunnen helpen, had ik 't stellig gedaan." 41 KIJKJE IN HET BADPLAATSJE DOMBURG. De villa’s liggen als 't ware tusschen en op de duinen. C oi ■i;

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1930 | | pagina 6