I
i^i
1
I'd
a
F z
'S
•s'
I
A
■1
a*
f" 1
kJ
ton
I
DE TYPISCHE ZEEUWSCHE DRACHT OP SCHOOL.
in de
L
(Wordt vervolgd!
Een
goed'
tussc
ze hem. „De wijn
goede reis,'' zei ze.
bij u mag terugkeeren,
hij dronk de helft van zijn
IN DEN TUIN VAN ZEELAND. De prachtige hooge duinen nabij Valkenisse op het eiland
Walcheren, een der drukst bezochte punten.
kandelaars stond hij en verslond met zijn oogen
haar glorieuze schoonheid.
Cassandra klapte in haar handen, waarop
een page verscheen, dien zij verzocht wijn te
brengen.
Gedurende den tijd dat zij wachtten tot de
page met den wijn verscheen, bleven zij vóór
elkaar staan en iets van medelijden sloop in
die oogenblikken in het hart van Cassandra.
Ze was toch ten slotte een vrouw en de roep
van zijn man-zijn kon niet onopgemerkt aan
haar Voorbijgaan. Misschien, als hij haar nu
aan zichzelf had overgelaten, zou zij niet den
moed hebben gehad voor haar verraderlijke
taak. Maar op dat oogenblik overmeesterde
hem zijn passie voor haar en voerde hem zijn
ondergang tegemoet.
Hij nam haar slank, lenig lichaam in zijn
armen. Haar tegen zich aandrukkend, zocht hij
onstuimig haar lippen. Ze worstelde en vocht
om hem te weerstaan en gedurende één oogen
blik zag hij haar blanke gezicht, en wat hij toen
zag, deed hem opeens zijn zelfbeheersching her
winnen. Het was 'n blik van vrees en walging en
afkeer. Hij liet haar los. deed verbouwereerd
hand een
bood en
klonk
„Ik wensch u een
„Dat ik spoedig weer
antwoordde hij en
glas uit
Het was een zware wijn, die heet was
keel en het bloed sneller deed vloeien.
De uitwerking ervan was zeer snel. Nauwe
lijks had hij gedronken of hij achtte het minder
noodzakelijk haast te maken met zijn vertrek
Hij bedacht, dat zijn paard veilig stond vast
gebonden aan den ring buiten den tuinpoort
Een paar oogenblikken langer toeven zou niets
uitmaken; eenmaal onderweg zou hij deze wel
weer inhalen. En het heden was zoo zoet! Een
golf van blij optimisme sloeg zich als een man
tel om hem héén. Gelukzalig liet hij zich in een
stoel vallen. Met iederen ademtocht nam het
gevoel van matheid toe. Hij dacht, dat het de
zomerlucht was, want de dag was buitenge
woon heet geweest.
„Je voelt je niet goed," riep zij uit en er was
een klank in haar stem, die goed was om te
hooren en die hem de overtuiging schonk, dat
zij hem zijn onstuimigen liefdesuitval van eenige
oogenblikken geleden had vergeven.
Hij lachte dwaas, bijna dronkemansachtig
„Waarom?" stamelde hij. En toen, met een
zucht, terwijl het zweet op zijn voorhoofd pa
relde; „Jaja
„Drink nog eens,” verzocht
zal u verkwikken."
Mechanisch gehoorzaamde hij haar, zijn glas
in één teug ledigend. Opnieuw kreeg hij dat ge
voel van intense hitte in zijn keel, van vuur in
zijn aderen.
uit het meer klonk het gekwaak van een kik-
vorsch.
Ferrante stond op, verschrikt, zich opeens
zijn zending herinnerend, en trachtte de zoete
bedwelming van zich af te schudden.
„Je gaat toch nog niet weg?” vroeg zij, en
het waren bijna de eerste woorden, welke zij
te pas uitte.
„Helaas, madonna, ik moet wel, hoezeer het
mij ook smart!"
„Maar het is pas één minuut geleden, dat je
gekomen bent," bracht zij hakkelend uit, zich
niet juist meer herinnerend, wat Tito haar ge
leerd had te zeggen wanneer Ferrante zijn af
scheid zou nemen. Deze werd door haar woor
den bijna bedwelmd; dat zijn aangebedene zóó
openhartig en zóó onschuldig kon zijn om hem
te zeggen, hoe zeer zijn gezelschap haar aange
naam was!
Hij greep haar hand en begon opnieuw te
spreken van zijn liefde; sprak toen weer van de
noodzakelijkheid van zijn vertrek. Maar haar
kleine vingers hadden zich om de zijne ge
vlochten. In de schemering zag hij den bleeken
glans van haar naar hem opgeheven gezicht;
haar stem bedwelmde hem als de van geuren
verzadigde zomerlucht. En hij boog zich diep
over haar heen, toen hij antwoordde;
„Luister, mijn geliefde. Vanavond moet ik
te paard naar Imola om een zeer gewichtig do
cument voor Cesare Borgia over te brengen.
Maar wanneer ik terugkom zal ik met je broers
gaan spreken om hun den schat te vragen waar
voor zij op het oogenblik de verantwoordelijk
heid dragon, maar die ik in het vervolg zoo
graag op mij zou willen nemen. Zoodra ik
terugkom, zal ik aan je broers om je hand
vragen!”
Ze zuchtte
„Wanneer kom je terug?" vroeg ze toen.
„Als alles goed gaat binnen drie dagen,” ant
woordde hij. „Drie dageneen eeuw, mijn
geliefde! Maar o, de belooning, die ik voor mijn
geduld zal ontvangen!”
Snel viel ze hem in de rede: „Maar ge moogt
niet vertrekken zonder iets tot u genomen te
hebben. Ge moogt niet weggaan, zonder op mijn
gezondheid iets gedronken te hebbenKom
mee!”
En ze nam Ferrante, die niet langer weer
streefde, bij de hand mee naar binnen. Door
glazen deuren, die uitkwamen op het terras,
leidde ze hem in een ruime, mooie kamer en
daar, in het licht der kaarsen in de gouden
en verbaasd een stap achteruit. En toen
want Ferrante was schranderder dan de meeste
mannen begreep hij dat deze afkeer van zijn
omhelzing zonderling was bij dit onschuldige
meisje, dat hem op zoo n vrijmoedige manier
had aangemoedigd.
Juist terwijl hij hierover dacht, kwam de page
binnen, die op een gouden blad een zilveren
kan met twee kristallen glazen droeg. Met een
dwaas lachje liep zij op den page toe. Toen
schonk zij den wijn in
Met somberen blik sloeg hij haar doen en
laten gade en hij zag de doodelijke bleekheid
van haar gezicht en hoe haar handen beefden.
En hij vroeg zich af, of dit nog steeds de uit
werking was van zijn omhelzing.
Glimlachend trad zij op hem toe, in iedere
glas. Hij nam hetgeen hij haar aan
boog toen zij glimlachend met hem
r»~
Vv V