DE HERKENNING II 1 r.» fl 1 I i „Ja." I smeekend ge- haalde Het I Een was Dez jock veroordeeld, ben was geen goede De toren van i dat een en grijpen. Terwijl hij ging de deur open de bekende Zeeuwsche badplaats Domburg. De mooie Standaardmolen te Kruiningen, die gesloopt zou worden, zal dank zij verschillende giften, behouden blijven. I leek en mager zat Jack Wulfers in de bank der beklaagden en loerde met steel- I J sche, onderuit geworpen blikken naar zijn rechters. Achter hem, in de getuigenbank, stond John Dahl en vertelde, en ieder woord dat deze zei, ontnam Jack meer en meer zijn kans op vrij spraak. John Dahl sprak koel en zakelijk, pre cies vertellend wat hij wist, niets verzwijgend. Schijnbaar onbewogen hoorde Jack toe; geen spier op zijn gelaat verried de hevige emotie waaraan hij ten prooi was, maar zijn nagels sneden als scherpe messen in het vleesch van zijn handen: omdat John niet liegen wilde, kreeg hij drie jaar ,,op te knappen Toen hij tusschen twee veldwachters in werd weggeleid, knarste hij op zijn tanden van haat en woede en zwoer een duren eed, dat hij zich op John zou wreken. Reeds van zijn jeugd af was Jack een mis dadiger geweest. Op de kantoren, waar men hem in dienst had genomen, stal hij wat van zijn gading was: postzegels en geld. Met kleine bedragen was hij begonnen, om allengs zijn hand naar grootere uit te steken. De laatste jaren had hij met John op hetzelfde kassiers- kantoor gezeten; samen werkten zij op de af- deeiing Wissels. Eens had John hem gevraagd, om een avondje bij hem thuis te komen, ten einde kennis te maken met zijn vrouw. Jack had de invitatie aangenomen, inwendig zich ver kneuterend van heimelijke pret. John was in zijn oogen zoo’n „heilig boontje”, zoon stom-eer- lijke vent, en zijn vrouw zou zeker wel van het zelfde laken een pak zijn! Jack was nog geen half uur bij John thuis, of Fien was reeds begonnen met hem te flirten. Als een geraffineerd charmeur had Jack haar gebarenspel beantwoord, enkel en alleen om John te kunnen sarren. Deze had er zich even wel schijnbaar niets van aangetrokken; hij kende Fiens gewoonten en begreep, dat hij het verstandigst handelde indien hij deed alsof hij niets merkte. Alleen had hij zich verbaasd, dat iemand, die zich een vriend noemde, zich tot zooiets wilde leenen. Later, toen de door Jack gepleegde diefstal uitkwam en hij dus wist, wat voor een soort type Jack was, had hij het na tuurlijk wél begrepen. Maar het was toch geen wraakzucht geweest, die hem had belet, toen hij voor de rechtbank getuigenis moest afleggen, te verzwijgen hetgeen hij wist. Een dergelijk gevoel kende hij niet. Het was alleen geweest, omdat hij te eerlijk was om een valschen eed af te leggen. Daarom alleen had hij gesproken. Drie jaar lang had Jack in zijn cel nagedacht over de wijze waarop hij zich op John kon wreken, welken „prijs” deze zou moeten be talen omdat hij hem „verraden” hadToen hij eindelijk vrijkwam, vond hij de wereld ver anderd. John Dahl was niet meer op het kas- sierskantoor, en terwijl Jack trachtte uit te vinden waar hij verblijf hield, leefde hij van kleine diefstallen, kaapte fietsen, die onbeheerd stonden en jassen uit vestibules, waarvan de deur openstond. Zoo gleed hij steeds verder op het hellend pad, tot hij op een avond zijn slag trachtte te slaan in een flatwoning, die in een der buitenwijken van de stad stond. Hij dacht, er niemand thuis was en drong door tot in der slaapkamers. Een paar gouden ringen een armbandhorloge lagen zoo voor het ze in zijn zak liet glijden, en opkijkend, zag hij een oude dienstbode. Haar oogen puilden uit van schrik en haar mond maakte een beweging als wilde zij om hulp roepen. Jack behield echter zijn tegenwoordigheid van geest: hij liep op haar toe, duwde met zijn eene hand de deur dicht en greep haar met de andere bij de keel. „Sst!" siste hij, haar heen en weer schuddend. Op dat oogenblik wist hij zélf nog niet, dat zijn vingers zóó fel grepen; pas toen hij haar even later losliet, viel haar hoofd opzij en wist hij, dat zij dood was Op dat onzalige oogenblik kwam een onge looflijke koelbloedigheid over hem. Hij zette het doode lichaam in een hoek, knoopte zijn overjas dicht en verliet kalm de kamer. Alles scheen goed te gaan, en hij was reeds bijna onder aan de trap, toen uit een van de kamers der andere flat een meisje de gang inkwam. Ze had een ovaal gezichtje met sprekende, bruine oogen; haar mond leek een vreemde, roode vrucht. Verbaasd doch onbevreesd keek zij hem aan. Onwillekeurig bleef hij staan. „Je hebt gestolen,” zei ze toen. En hoe het kwam, wist hij zelf niet, doch hij knikte be- Maar hierin had Jack zich vergist. Fien was vestigend terwijl zijn handen een het type van een avonturierster. Hoe John er toe gekomen was, met haar te trouwen, was moeilijk uit te maken. Misschien was het ook bij hen het geval geweest van de uitersten, die elkaar aantrekken. Hoe het ook zij, spoedig bleek dat zij zich hadden vergist en beiden hadden van den gedanen stap om het zeerste spijt. Mechanisch greep hij in zijn zak en 1 de ringen en het horloge tevoorschijn, meisje nam ze aan en zei: „Ga nu! En gebruik de kans, die ik je heb gegeven. Denk er aan: zooiets overkomt je niet licht voor een tweeden keer!” Als een hond, die slaag heeft gehad van zijn meester, ging hij. Eenmaal buiten, op straat, zette hij het op een loopen, opgejaagd door de vreeselijke gedachte aan het ontzielde lichaam in den hoek der slaapkamer. Nog dienzelfden avond verliet hij de stad en terwijl de couranten uitvoerige verslagen brach ten van den geheimzinnigen moordaanslag en het door het meisje gegeven signalement overal werd verspreid, hield Jack zich in een obscuur logementje schuil, vurig hopend, dat de baard, dien hij liet groeien, hem mocht reddenEn inderdaad: hij bleef op vrije voeten! Gedurende vijf lange jaren kwelde zijn ge weten hem, maar ze trokken tevens een muur van veiligheid om hem heen. Hij kreeg lang zamerhand zijn zelfvertrouwen terug en verviel in zijn oude, misdadige leven. Door een toeval ontmoette hij Fien Dahl. Hij zag haar dansen in een cabaret: geverfd en ge poederd, de zwarte haren geplakt en in het midden gescheiden: type van de vrouw, wier lust en doel het is te verderven, wien zij aan trekt „Jij? zei hij. „Ja,” lachte ze. En toen: „John zijn eerlijk heid kostte jou drie jaar, hè?” „Een half jaar nadat je was ik bij hem vandaan gegaan. Ik vrouw voor zoo n eerlijken man. „Ik wist wel, dat je dat vandaag of morgen zoudt doen.” Ze lachte. „Hij denkt, dat ik dood ben. Hij deed alle mogelijke moeite mij te bewegen terug te .komen. Ik was toch zijn vrouw, voerde hij aan, en we hoorden daarom bij elkaar Maar ik had er genoeg van! Ik ben naar het buiten baar maakten. „Luister," zei ze. „Ik maak iemand niet graag ongelukkig. Ik zal je nog een kans geven. Geef terug wat je hebt gestolen en ik zal zwijgen...” Verdwaasd en niet-begrijpend staarde hij haar aan. „Geef hier wat je hebt gestolen,” beval ze voor den tweeden keer.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1930 | | pagina 4