IE IL IE <C I IB II IT IE 11 M IV tin EUITO CVS! DE WERELD de I L <3 Cl WALVISSCHEN-ACROBATIEK. Deze merkwaardige kiek werd in de Zuidelijke Poolzeeën genomen. De beide walvisschen, die ge hier met hun kop boven water ziet, wilden een luchtje scheppen, maar waren gedwongen om dit staande op hun staart te doen, daar de opening tus- schen de ijsvelden zoo smal was, dat ze onmogelijk hun gansche geweldige lichaam aan de oppervlakte konden brengen I haar baan beschrijven en wel, indien wij de maatstaf van den tijd onveranderd laten, zes milliard maal in één seconde! Indien wij ons denken, dat wij op deze miniatuur wereld leef den, dan zou één seconde aardsche tijd gelijk staan met zes milliard jaar op deze „planeet”! Uit zulke kleine heelallen bestaat alle materie, niet alleen het blad van onze schrijftafel, maar ook ons eigen lichaam. Wij zijn dus letterlijk uit zonnestelsels opgebouwd. De atomen, waar uit ons bloed, ons vleesch en onze hersens zijn opgebouwd, zijn niets anders dan zonnestelsels en een nietig klein deeltje van ons lichaam zou, indien wij het maar een voldoende aantal malen vergrootten, een beeld vertoonen, dat zich niet wezenlijk onderscheidt van het heelal, dat ons omgeeft! deze nieuwe theorie niet meer aan materie of stof, of hoe men het anders noemen mag, maar aan in beweging zijnde electriciteit! Het tweede wonderlijke feit ligt hierin, dat er nu tengevolge van deze nieuwe ontdekking naast het reusachtig groote heelal, dat ons in den vorm van zonnestelsels, melkwegen en spiraalnevels omgeeft, microscopisch kleine heelallen ontstonden, die tot in alle onderdeden en nuances op dat groote heelal gelijken. Indien we ons een atoom waterstof het lichtste en eenvoudigste van alle atomen duizendbillioen maal vergroot denken, dan zou de zon van dit stelsel een kogeltje positieve electriciteit zijn met een middellijn van twee millimeter en op een afstand van vijf en vijftig kilometer zou daaromheen een kogel negatieve electriciteit met de veel grootere middellijn van 3,8 Meter f unt u me ook zeggen, wat electriciteit is, 1/ mijnheer?” vroeg in 1900 een professor aan een student, die examen deed in de natuurkunde. „Ik... ik ben het vergeten, professor,” sta melde het jongmensch. „Dat is jammer,” zei „zijn hooggeleerde ,,U is de eenige, die weet, wat electriciteit is en juist u moest het vergeten!” Dat was dertig jaar geleden. Hoe zou die oude professor opkijken, indien een candidaat hem nu vertelde, dat de negatieve electriciteit uit een heeten metaaldraad verdampt, zooals het water uit een theeketel, en dat een wolk van electronen een dergelijken draad in den vorm van een electrische ruimte-lading om geeft. Deze feiten waren toen nog aan niemand bekend. In de negentiende eeuw wist men, dat elec triciteit energie was, een bepaalde vorm van kracht. In de twintigste eeuw ontdekte men meer; men ontdekte toen het reeds genoemde verdampen van electriciteits-atomen uit heet metaal en besloot hieruit zeer juist, dat deeltjes electriciteit in ieder metaal aanwezig moesten zijn. Men bestudeerde de radioactieve stoffen en sloeg toen het wonder gade, hoe atomen uiteenvielen en gelijkertijd geweldige hoeveel heden energie vrij werden. Het atoom, het aller laatste, kleinste en tot dan toe voor ondeelbaar gehouden bouwsteentje van de materie, kon dus tóch nog in kleinere deeltjes uiteenvallen, waar onder de atomen der negatieve electriciteit, de electronen, behooren, en wederom een bijzon dere rol spelen. Dat was een ontdekking, die een ware revolutie in de natuurkunde en chemie tevoorschijn riep. En toen kwam de Deensche natuurkundige Niels Bohr. Hij nam de materie, de stof, met de geraffineerdste optische en electrische hulp middelen onder de loupe en het gevolg was een geheel nieuw, tot in zijn laatste en 'diepste grondslagen veranderd wereldbeeld. Ieder atoom bleek een zonnestelsel. In dit stelsel is een centrale zon van positieve electriciteit; om deze zon cirkelen de electronen het is niet te begrijpen, nog minder kan men het zich voor stellen! Het wonder, dat zich voltrok, was een dubbel wonder. Materie en energie, die men in de negentiende eeuw voor tegengestelde grond begrippen had gehouden, bleken onder de oogen van den wetenschappelijken ontdekker van de twintigste eeuw één in wezen te zijn. Volgens de nieuwste opvatting bestaat het heelal nog slechts als energie, en wel uit atomen positieve electriciteit (zonnen) en uit atomen negatieve electriciteit (planeten). Het kind, dat zijn hoofd aan den rand der tafel stoot, stoot zich volgens

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1930 | | pagina 15