I I 'I <1 DE EERSTE SCHEEPSTOCHT —NAAR INDIË— K 1 HET VILLAPARK MET DEN WATERTOREN TE VLISSINGEN. EEN TONIJN VAN DUIZEND POND, DIE VERLEDEN WEEK IN EEN AMSTERDAMSCHEN VISCHWINKEL WERD AANGEVOERD. Een land Meju haar reeds I De pl waan ons i aanslag aan wal WK op de reis niets bijzon was men echter na ver- twee maanden de linie gepasseerd, of gevreesde scheurbuik, een ziekte, de mogelijkheid bestaat in enkele dagen naar Indië te vliegen en het de bedoe ling is, binnenkort wederom een ge regelde luchtpostdienst op den „gordel van smaragd” te openen, zal het onzen lezers zeker interesseeren, een en ander te hooren over den eersten tocht, dien onze voorouders per schip naar dit gewest hebben afgelegd. Niet alleen heeft deze reis heel wat langer ge duurd, maar er waren ook heel wat meer ge varen en moeilijkheden aan verbonden dan aan een tocht per vliegmachine. was en daar onze belangen bepleitte, werd ge vangengenomen en eerst pas na anderhalve maand vrijgelaten, toen er een schikking was getroffen. De regeering was echter nog niet te vertrouwen, zoodat men het geraden achtte, elders zijn geluk te beproeven, en naar de be langrijke haven Sidajoe te koersen. Hier pleeg den de inboorlingen een aanslag op een der schepen, de „Amsterdam Er ontstond zoon hevige vechtpartij aan boord, dat het bloed lètterlijk de spuitgaten uitliep. Nu verliet men ook deze plaats, daar er toch van handeldrijven geen sprake kon zijn, en begaf zich naar Ma- doera. Ook hier kwam het echter door mis verstand tot Strijd, en men besloot nu maar naar het vaderland terug te keeren, want niet alleen heerschte er onder de leiders van den tocht geen goede harmonie, maar bovendien waren er in het geheel nog maar vier en negen tig schepelingen over en had men de ..Amster dam” in brand moeten steken. Op den terug weg. die langs Bali voerde, knoopte men met den voornaamsten vorst van dit eiland nog zeer vriendschappelijke betrekkingen aan en eind Februari van het jaar 1597 verliet de vloot, nu goed van voorraad voorzien, de gastvrije baai. De thuisreis ging tamelijk voorspoedig, zoodat de schepen den veertienden Augustus van het zelfde jaar, dus na een reis van twee jaar en vier maanden, met een bemanning van slechts negentig koppen voor het gat van Texel kwam. Hoe zeer men op dezen tocht geleden had, kan men afleiden uit de omstandigheid, dat de be manning op een der schepen zóó uitgeput was, dat ze niet eens de ankers meer kon winden. De resultaten van de expeditie waren niet bevredigend: de meegebrachte specerijen vorm den nog niet eens een behoorlijke lading voor één schip. Maar tóch moet het belang van den tocht niet worden onderschat: men had immers een schat van ervaring opgedaan! O.a. had men vastgesteld, dat de macht der Portugeezen lang niet zoo groot was als men had gedacht, maar ook en bovenal: men had Indië voor den Nederlandschen handel ontsloten en den grond gelegd voor de koloniseering van dit eilanden rijk, en het eigenlijk dus toen reeds mogelijk ge maakt dat onze vliegeniers nü naar ons eilanden- bezit aan den evenaar kunnen vliegen dagascar aan te doen en aldaar versche levens middelen (het eenige middel tegen, de ziekte) in te nemen. Midden Februari ongeveer lichtte men daar de ankers. Negen en een halve maand ongeveer dus na de uitreis was men nog niet verder dan Madagascar! Nadat men wederom vier maanden had gezeild en de equipage in- tusschen door het gebrek aan drinkwater en goede levensmiddelen zeer had geleden, be reikte men eindelijk Straat Soenda, waar men weer verschen voorraad kon opdoen en een loods huurde, die de vloot naar Bantam bracht. Eind Juni, dus zoo wat veertien maanden na het vertrek, werd voor deze stad, die het doel van de reis was, het anker uitgeworpen. Aan vankelijk was men met de aangeknoopte be trekkingen nogal gelukkig; het gelukte een con tract te sluiten met den minderjarigen vorst, waarbij aan de onzen vrije handel werd toe gestaan. Weldra nam de zaak echter een keer: de Bantammers lieten zich door het gestook der Portugeezen, dié naijverig waren op succes, beïnvloeden en beraamden een op onze schepen. De Houtman, die i Aanvankelijk was de handel op Indië geheel in handen vain de Portugeezen, en vergenoegden onze zeevaarders er zich mee, de specerijen in de havens van Portugal aan boord te nemen en ze door te voeren naar het overige Europa. Op het eind der zestiende eeuw evenwel be sloot men zelf de waren uit Indië te gaan halen. Eenige voorname kooplieden rustten een vloot van vier schepen uit, die bewapend met van de regeering gekregen kanonnen en bemand met twee honderd acht en veertig koppen, onder de opperste leiding van Cornells de Houtman en Pieter Dirksz. Keyser, op Zondag 2 April van het jaar 1595 van Texel wegvoeren. Hadden anderen vóór hen getracht om de Noord den weg naar Indië te vinden, zij zouden probeeren er te komen door om de zuidpunt van Afrika heen te varen. Aanvankelijk viel er ders voor. Nauwelijks loop van de zoozeer welke in die dagen onder de zeelieden talrijke slachtoffers maakte, begon zich in hevige mate te vertoonen. Reeds op t eind van Augustus, dus toen men nauwelijks vier maanden onder weg was, waren er zeventig leden van de be manning bezweken. Men besloot daarom Ma-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1930 | | pagina 12